Een gitzwarte hoes, een bandnaam als “Meet the Storm”: alvast enkele ingrediënten die erop wijzen dat dit gezelschap geen nerdmuziek maakt. Er is woede in Rotterdam, veel woede. Dit vijftal neemt met zijn derde album geen blad voor de mond maar spuwt een genadeloze cocktail van hardcore en screamo in het rond, eindigend met de woorden “the more shit we get, the harder we fight”. Meet the storm.
Toegegeven, inmiddels zijn er wel heel veel bands die in het nauwe vaarwater van hardcorepunk blijven peddelen. Een tierende zang, speedpunkmelodieën met ratelende drums en een energieke uppercut zijn ook hier zeker present. Toch probeert dit vijftal niet enkel voor woeste schenenstamperij te gaan, hoewel zanger Matthias Szijj met zijn hoog schreeuwende uithalen toch aardig die richting uit stuurt (de regelmatige vergelijking met Cancer Bats is hier niet geheel uit de lucht gegrepen). De eerste twintig seconden van dit album -die enkel uit kampvuurcountry bestaan- zetten misschien iets te fel op het verkeerde been. Door te goochelen met samengezongen gevoelsmomenten, tragere stukken met zware metalriffs of zelfs melodieuze punkrock, injecteert Meet the Storm toch ook aardig wat zuurstof in zijn onweersplaat. Met enige verbeelding kan in ‘AA Pre-School’ zelfs een stonermelodie teruggevonden worden. Meer nog, het loodzware, opklimmende intermezzo dat door Szijj levendig wordt ingezet met een luide kuch, komt zelfs een beetje poppy over. Al lijkt dat een beetje vreemd te rijmen met een samengaan van grollende bas, een tierende frontman die in geen hitparade zal getolereerd worden en het gescandeerde “drink up, resistance won’t help, the party’s begun”.
Meet the Storm is natuurlijk geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Songs als een uptempo ‘Lesson ’39’ ontploffen in de luisteraar zijn gezicht met een wall of sound van knallende drums, snel gierend gitaarwerk en zangtirades. De band drijft zichzelf regelmatig tot het uiterste, wat ook wel moet om de modale mens en maatschappij overtuigend aan te kunnen pakken. Waar geschreeuw en zang in ‘Dead Eye’s Don’t Speak’ een bijna ontroerende tweestemmigheid opmaken, gaat het even later in ‘Raymond K. Hessel’ van “We’ve got to see that no one is here to stay. Go out and make the best of every fucking day”. Een duidelijkere oproep tot ondernemingszin is nauwelijks denkbaar (op Henri Rollins’ “Do it”-geschreeuw na).
‘To What End’ is een plaat die de kracht van hardcorepunk bundelt met sterke melodieën van tal van andere muzikale invloeden. Ook zoiets is niet geheel nieuw, maar wel fris. Een breed publiek mag zich door dit album aangesproken voelen, zolang het maar mensen betreft die zetel en tv door de raam kieperen om bij valavond de straat op te komen en twee middenvingers hoog de lucht in te steken.