De twee grote namen uit het Franse impressionisme zijn Claude Debussy en, al met één been erbuiten, Maurice Ravel. Beide componisten hebben een groot aantal liederen geschreven (maar de meeste met pianobegeleiding) en hieruit geeft Deutsche Grammophon een selectie: de cyclus 'Shéhérazade' van Ravel en Debussy's 'Le Jet d'eau' op tekst van Baudelaire en 'Trois Ballades' van François Villon. Dit alles wordt gebracht door Anne Sofie von Otter, die Ravel zingt en Alison Hagley, die Debussy voor haar rekening neemt.
En met impressionisme wordt orientalisme bedoeld bij Ravel, met zijn cyclus van drie liederen die het verre oosten evoceren. In 'La Flûte Enchantée' bepaalt, hoe kan het ook anders, de fluit een exotische sfeer die herkenbaar is doorheen het hele werk. Ravel werkt hier nauwelijks met afgelijnde, laat staan herkenbare, melodieën maar met kleurschakeringen en momentopnames. De zangpartij versmelt op die manier volledig met het orkest, als een laag tussen vele andere terwijl het orkest net trouw de inhoud van de tekst moet volgen. Hoewel het eerste lied de wonderen van Azië beschrijft en grootser is opgevat is 'L'indifférent' typerend voor de cyclus. Anne Sofie von Otter zingt heerlijk gelaten en met erg weinig vibrato, als achter een sluier. Alison Hagley neemt bijna dezelfde stijl aan in de liederen van Debussy, al is de orkestratie hier wat dikker. Wel bestaat de muziek voornamelijk uit melodische fragmenten die de tekst volgen. Opmerkelijk is wel het levendige 'Ballade des femmes de Paris', waarin zang en orkest uitbarsten in een drukke beschrijving van Parijse vrouwen. Dit ironische lied vormt een welkome afwisseling tussen de andere met hun vluchtige, gelaten sfeer.
De liederen zijn aangevuld met enkele orkestwerken, in de eerste plaats 'Le Tombeau de Couperin', een 'ode aan de Franse barok' die alleen maar in de 20ste eeuw geschreven kon zijn. The Cleveland brengt dit galante werk, met zijn vier oude dansvormen, met een eindeloze subtiliteit en levensvreugde. De vlugge hobosolo in de 'Prélude', of de trompetmelodieën in de 'Rigaudon' zijn een waar plezier om naar te luisteren. Ook het 'Menuet Antique' of de 'Pavane pour une infante défunte' zijn gebaseerd op oude dansvormen. Het trage menuet schrijdt waardig voort met trompetten en pauken die de geest van oude Franse ouvertures aanhalen. En ten slotte zijn er Debussy's 'Danse Sacrée en Danse Profane' voor harp en strijkorkest, een tweeluik van een meditatieve en een meer extrovertere dans.
Wat deze cd in de eerste plaats aantrekkelijk maakt is de mooie combinatie van orkestwerken en liederen die erop staat zodat de luisteraar een knappe bloemlezing uit het impressionisme te horen krijgt. En het is onnodig om te zeggen dat de solisten, in de eerste plaats von Otter, van het hoogste niveau zijn en in de lineaire 'vertelstijl' van deze Franse liederen zonder duidelijke melodie de nodige dramatiek steken. Dit vraagt om meer...
Meer over Maurice Ravel / Claude Debussy
Verder bij Kwadratuur
Interessante links