Na zijn aantreden als multi-instrumentalist in verschillende Scandinavische bands, werd de Noorse trompettist Mathias Eick door ECM-baas Manfred Eicher gestrikt als hét nieuwe, opkomende trompettalent binnen de Europese scène. Eicher bracht Eick in contact met enkele van de interessante namen uit zijn cataloog en gaf de Noor tevens de gelegenheid in 2008 een debuut als leider te lanceren. Over de waarde van 'The Door' wordt nog steeds gediscussieerd: voor sommigen te traag en te stuurloos, voor anderen heel poëtisch, als een langgerekte soundscape. Eick wilde met zijn nieuwe 'Skala' echter een andere kant uit. Hij heeft duidelijk lang en goed geluisterd naar de quasi symfonische rockexperimenten uit de jaren '70, waarin met de melodie als uitgangspunt een breed scala aan technieken werd geëxploreerd, gaande van stoutmoedige uptempo tracks tot vredige ballades waaraan zo nu en dan strijkers of kopers te pas kwamen.
Met zijn iets gewijzigd kwintet, bestaande uit piano, elektrische bas en twee drums, heeft Eick aan de hand van drie gasten de sound willen opentrekken. Harpiste Sidsel Walstad is wat dat betreft de grootste verrassing: zij komt enkele tracks van sfeervol gepingel voorzien, maar echte vrijheid krijgt of neemt ze helaas nooit. Net zoals de overige muzikanten zet Eick Walstad louter in als een klankkleur. Daarbij wordt ze als muzikante een stuk ontroofd van haar keuzemogelijkheden en men kan zich afvragen in welke mate deze "gecomponeerde" vorm van jazz nog voldoet aan de basisvoorwaarden van het genre. Het zal Eick echter worst wezen in welk hokje men hem denkt te moeten onderbrengen: van zijn lidmaatschap bij Jaga Jazzist heeft hij geleerd dat er een middenweg bestaat tussen compositie en improvisatie, die een wondermooi en bovendien erg spannend geluid kan opleveren. Andere musici die Eick daartoe inzet zijn Tore Brunborg, de steeds beroemder wordende ECM-saxofonist die in allerhande ensembles opduikt, en tot slot ook Morten Qvenild op keyboard, die hier en daar een zweverig accent komt plaatsen.
Niettegenstaande de internationale scepsis jegens Eicks jongste, is 'Skala' een aangenaam album met enkele zangerige tracks die dagen blijven hangen. Ondanks hun voorspelbare popstructuur, zijn het telkens weer uitgepuurde melodieën die Eick zonder veel digitale opsmuk uit zijn instrument tovert. Het openingsnummer, het droeve 'Skala', is bijvoorbeeld een track die het gekweel van beginnende romantische improvisatoren veruit overstijgt. 'Edinburgh' is niet minder doorzichtig qua opbouw, maar het schallende motief dat Eick en co samen intensiveren, kruipt onder de huid. Voor de stad Oslo schreef Eick een timide nummertje, dat prachtig ontluikt. Hier pakt Andreas Ulvo eens te meer uit met zijn zalvende pianospel dat als een zacht tapijt onder Eicks trompet glijdt. Ook zangeres Joni Mitchell krijgt een ode toebedeeld, in de gedaante van het plechtstatige 'Joni'. 'Biermann' heeft een al even slepend karakter, maar hierin lijkt Eick zijn zelf uitgevonden zwaarwichtige stijl aan de hand van een ludieke opener te relativeren. In 'Day After' is het genieten geblazen van Tore Brunborgs scheurende solo en afsluiter 'Epilogue' voert nogmaals terug naar Eicks typische fluisterende trompet, waarmee voor een stuk 'The Door' terug in herinnering wordt gebracht.
Perfect is 'Skala' als album zeker niet, maar als resultaat van een poosje flirten met pop- en rockmuziek mag de plaat er zeker zijn. Eick heeft een album geconcipieerd dat volledig op maat gesneden is van liefhebbers van lang uitgesponnen melodieën, waarvan men hoopt dat er nooit een einde aan komt. Dat Eick daarbij in veel clichés trapt, maakt zijn jongste cd er niet minder verteerbaar op.