Martina Topley-Bird staat vooral bekend als de vroegere zangeres van 'triphop'-artiest Tricky, die met 'Maxinquaye' (1995) een van dé essentiële nineties-platen op zak had. Pas na de eeuwwisseling waagde Topley-Bird zich aan een solocarrière maar ze bleek nog populair genoeg om goed volk als Mark Lanegan en (Queens of the Stone Age-frontman) Joshua Homme in de studio te krijgen. 'Quixotic' (2003) was een verdunde, gecommercialiseerde versie van de muziek die de artieste met Tricky maakte maar werd evengoed warm onthaald door pers en publiek. Vijf jaar later is hier 'The Blue God', geproduceerd door Brian Burton – beter bekend als Danger Mouse, de blanke helft van het soulduo Gnarls Barkley.
De rol van 'producer' in de hedendaagse popmuziek betekent niet meer hetzelfde als vroeger. Toen was zo iemand voornamelijk een opnameleider wiens stempel op het afgewerkte product werd gedrukt maar die niet noodzakelijk betrokken werd bij het creatieve proces an sich – vergelijkbaar met een producent in de filmindustrie. Dezer dagen werken populaire performers als Justin Timberlake of Madonna echter in de regel samen met (al bijna even beroemde) producers zoals Pharrell Williams of Timbaland. Dit betekent dan in de praktijk dat die laatsten het schrijven en het opnemen van de muziek grotendeels voor hun rekening nemen terwijl de inbreng van de sterren zelf beperkt blijft tot het inzingen van teksten. Op dit album kan men inderdaad Burtons gekende Danger Mouse-sound herkennen en geeft het kaduke metrum in nummers als 'Carnies' aan dat de meeste teksten onafhankelijk van de muziek zijn ontstaan. Martina Topley-Birds nieuwe album is daarom evenzeer als een Danger Mouse-plaat op te vatten, net zoals Timberlake's 'FutureSex/Lovesounds' in grote mate een Timbaland-album te noemen is.
'The Blue God' staat derhalve vol met tracks die door Danger Mouse in een studioömgeving werden gecreëerd en dat is er helaas vaak aan te horen. Hoewel songs als opener 'Phoenix' en 'Something to Say' erg goed in het oor liggen, kunnen ze na herhaalde beluisteringen steeds minder boeien. De oorzaak hiervan ligt bij de middelmatige songs zelf waarin voor de hand liggende melodieën lukraak aan elkaar worden gekoppeld in de hoop dat het resultaat beter zal zijn dan de som van zijn delen. Daarnaast heeft 'The Blue God' een erg vlotte sound maar getuigt deze niet van dezelfde diepgang en zin voor detail als die van – pakweg – de eerste Tricky-albums, waaraan men kon horen dat er zich iemand op obsessieve wijze in het creatieve proces had geïnvesteerd. Brian Burtons rol op 'The Blue God' was die van getalenteerde huurling die een honorarium kreeg uitbetaald voor zijn gepresteerde arbeid, in plaats van een artiest die de aandrang voelde om nummers te componeren en deze op band te zetten. Dit betekent niet dat deze plaat waardeloos is: per slot van rekening heeft Topley-Bird een aantrekkelijke, lijzige stem en weet een vakman als Burton erg goed waar hij mee bezig is. 'Valentine' is een broeierig soulnummer, dat soms oprecht gevaarlijk klinkt; 'Baby Blue' is een wat voor gemakkelijke maar aanstekelijke popsong en 'Da Da De Da' blijkt een charmante stijloefening in easy listening-pop à la Burt Bacharach.
'The Blue God' laat zich vlot beluisteren maar verplaatst zich niet van het oor naar het hart: er is onvoldoende ziel gestoken in dit album. Martina Topley-Bird beschikt weliswaar over een erg aangename stem maar heeft blijkbaar niet genoeg te vertellen om een interessante plaat gevuld te krijgen. In haar bio stelt de zangeres zelf: "If you look at my career on paper it looks a little bit like a hobby." Men kan hetzelfde beweren over haar albums.
Meer over Martina Topley-Bird
Verder bij Kwadratuur
Interessante links