Malick Pathé Sow tekende in 2008 met ‘Maayo Men’ voor de eerste release van Muziekpublique. Op de derde, ‘Blind Note’ is hij samen met vijf andere muzikanten te horen en op de onlangs verschenen vijfde cd van de Brusselse organisatie is Sow er opnieuw bij, nu in combinatie met zijn landgenoot Bao Sissoko. Beiden hebben ze de oversteek gemaakt van Senegal naar België, maar dat heeft niet geleid tot muzikale toegevingen: op ‘Aduna’ klinken ze door en door traditioneel Afrikaans.
De wortels van Sow liggen bij de Peulh, een volk van West-Afrikaanse nomaden, die van Sissoko bij de Mandinka, maar wie de twee bezig hoort, zou zondermeer een rechtstreekse bloedband vermoeden. De vanzelfsprekende en haast achteloze virtuositeit waarmee de twee elkaar aanvullen en op elkaar inhaken, zorgt voor een zacht golvend klankbeeld waar grootse muzikale stormen overbodig zijn. De rimpelingen op het water en het satijnzachte, gaaf geslepen geluid in combinatie met de repetitieve structuren en de eerder vlakke dynamiek tekenen voor een rustige, muzikale verteltrend, zowel in de instrumentale stukken als in die waarin Sow zingt.
Toch is de muziek op deze cd verre van eenduidig. Door het hanteren van verschillende ritmische concepten, instrumentcombinaties en onderlinge verhoudingen slagen Sow en Sissoko er in om elk nummer een eigen gezicht te geven, zonder drastische breuklijnen te creëren. Essentieel voor het album is het contrast tussen de sprookjesachtig glinsterende kora van Sissoko en het drogere, wat sloffende geluid van Sows huddo. Op gitaar beweegt Sow zich ergens tussen deze twee uitersten in.
Het contrast komt het best tot uiting wanneer de drie instrumenten als lagen gestapeld worden: niet tot een wall of sound, maar tot een subtiel vlechtwerk waarin elk bestanddeel perfect hoorbaar blijft en een eigen rol vervult. Met de inbreng van de stem van zangeres Talike Gelle, zachte percussie, de zangerige erhu (Chinese viool) of de tembur uit het het Midden-Oosten wordt het geluid op enkele tracks mooi bijgekleurd, een rijke, maar bescheiden aanvulling, al mag gezegd worden dat Sissoko en Sow ook onder hun tweetjes al heel wat verschillende registers gebruiken.
Waar het in ‘Bilbasi’ Sow is die de basis legt voor de meer vrij bewegende Sissoko, worden de rollen in het daaropvolgende ‘Fedde’ omgedraaid. In de titeltrack sjokt de muziek, zoals die in ‘Niani Bagne Na’ met een zacht tollende walsmetriek beweegt. ‘Borom Leer’ laat dan weer de typisch Afrikaanse stopplaatsen horen die het stuk voorzien van een hikkende ritmiek.
Dat het ook eenvoudiger kan en mag, demonstreert het duo in het zacht glimlachende ‘Ndaw Welnde’, wat zoveel betekent als “wat een mooie dag”. In andere stukken grijpen Sow en Sissoko naar bestaande Afrikaanse muziek of vinden ze hun inspiratie in de Afrikaanse geschiedenis en cultuur, de Islam of maatschappelijke onderwerpen (met nummers opgedragen aan de vrouwenorganisatie Fedde of Gams dat zich verzet tegen genitale verminking). Het gebeurt echter allemaal met een muzikale zachtheid die voorbij gaat aan elke vorm van schreeuwerige opwinding of briesende verontwaardiging. Elegantie en fijnbesnaardheid zijn duidelijk meer de stijl van het muzikale broederpaar, wat ‘Aduna’ tot een even zachtaardige als rijke cd maakt.