Iedereen zal het ondervinden en voor wie dat nog niet deed, ook hij zal het vroeg of laat niet kunnen onderkennen: met ouder worden slinkt de aanwezigheid van sprookjes in een mensenleven. Toch dringt héél sporadisch wel eens één of andere sprookjesfiguur het mensenleven binnen en niet enkel wanneer de kinderen of kleinkinderen er om vragen. Neem nu Maïa Vidal bijvoorbeeld. Dit meisje is een jonkvrouw die ongevraagd kan transformeren tot nimf. Niet enkel haar voorkomen en haar muziek ademt een betoverende sfeer uit, ook haar afkomst leest als een boek. Ze is een Amerikaanse Française (of omgekeerd) en deelt haar tijd in langs beide kanten van de grote plas: New York en Parijs. Voor haar officiële debuutalbum – eerder bouwde ze punknummers om tot bevreemdende folk onder de naam Your Kid Sister – trok de drieëntwintigjarige deerne er op uit richting een andere grootstad: Barcelona. Daar werkte ze met Giuliano Gius Cobelli in relatieve stilte aan opnames. Tijdens deze kreeg ze de geapprecieerde hulp van gitaartalent Marc Ribot, maar verder speelde ze haast alle instrumenten zelf in. Bovendien was het zij zelf die eerder de nummers schreef en alle arrangementen in elkaar knutselde. Het resultaat werd met ‘God Is My Bike’ betiteld.
Aardig ouderwets en aandoenlijk naïef opent het album met krakende zondagsklanken en accordeon (‘The Waltz Of The Tick Tock Of Time’). Hierin werd ook ruimte vrijgemaakt voor wat speelgoedinstrumenten, waardoor een term als ‘liefelijk’ al vrij vlug over de lippen rolt. Eigenlijk is dit liefelijke de sfeer die als een rode draad door het album huppelt.
De muziek laat zich omschrijven als dromerig en zit zonder enige twijfel in de folkhoek met een lichte drang naar de freakfolk-beweging. Het is dan ook niet enkel op basis van haar uiterlijk en de albumhoes dat Maïa Vidal aan Cocorosie verwant lijkt. Ook Vidal klinkt met haar onschuldige liederen afwisselend oprecht en zelfverzekerd (‘La Jaula Dorada’), melancholisch tot dweperig (‘Le Tango De La Femme Abandonnée’) en aanstekelijk (‘Follow Me’). Tijdens deze sfeerverschuivingen wisselt ze bovendien vlot de Engelse met de Franse taal af.
Ondermeer in een nummer als ‘Poetry’ bewijst het jonge meisje dat ze meer is dan enkel een creatieve gebruiker van interessante instrumenten. Naast het eerder genoemde kinderspeelgoed en de accordeon komen immers ook ruimschoots strijkers, glockenspiel, percussie, blokfluit, trompet en gitaren aan bod. Ondermeer hier bewijst ze ook al te kunnen teren op een erg innemende stem om zo overtuigende en érg volwassen nummers ten toon te brengen.
Verder moet een lans worden gebroken voor haar kleine en erg oprechte walsjes. Hoogtepunt ‘I’ll Sail All Night’ is een erg stavend voorbeeld en behoeft verder geen betoog.
Eindigend is het nodig ook een valse noot op te merken: ‘The Alphabet Of My Phobias’. Muzikaal is dit waarschijnlijk één van de hoogtepunten van ‘God Is My Bike’. Het is een lied dat aanvankelijk door een tranendal lijkt te gaan, maar dan – op een wijze die iemand als Simone White meester is – een eerder opgetogen vervolg krijgt. Ook de overvolle finale oogt indrukwekkend en intrigerend. Enkel de tekst laat wat te wensen over en is – net als de muziek – eerder als kinderlijk te omschrijven. Waar de muziek hierdoor charmant overkomt, lijkt het voor deze tekst wat nefast. Een gezongen alfabet is nu eenmaal moeilijk te omhelzen.
In deze negatieve sfeer is het ten slotte ook nodig om te vermelden dat ‘Je suis Tranquille’ nogal koud klinkt en dan ook niet gehoeven had.
Toch is ‘God Is My Bike’ een album dat boven veel andere uitgaven uitsteekt door de overvloedige liefelijke charme. De muzikale oprechtheid die zo geademd wordt, veegt zo de weinige mindere passages weg of degradeert ze tot nietige jeugdzondes. Daardoor kan Maïa Vidal gezien worden als een wel érg onschuldige gezelschapsdame in een pijnlijke crisistijd.