Wat een onheilspellend bericht, zo’n albumtitel. De liefhebbers van het werk van Rutger Zuydervelt of Machinefabriek moeten echter niet vrezen. Het erg gelimiteerde, zoveelste werk van de Rotterdammer betekent niet het einde van een carrière, maar is gebaseerd op het gelijknamige stuk van de Spaanse choreograaf Iván Pérez die daarmee zijn samenwerking met de Nederlandse klankenmanipulator verlengt. Het stuk is gemaakt voor het Russische Ballet Moscow voor het turbulente Rusland-Nederland jaar 2013. Dat is natuurlijk een kolfje naar de hand van de overproductieve abstracte ambientgoeroe.
Vertrekpunt is een geheel van drumopnames die werden voorgesteld aan choreograaf en uitvoerders en waaraan in Moskou meer en meer wordt gesleuteld tot klank en beweging volledig op elkaar afgestemd geraken in een intens, intimiderend geheel waarin sterke emoties als agressie en vernedering een plaats kennen.
Dat resulteert in een golf van ongrijpbare klanken, een trip van zes diverse tracks die ambient, drones en vreemde samples door elkaar gooit en bewust weinig houvast biedt. Met name de structuurloze opener ‘Entrance’ lijkt wel een geluidskwis van machinale, industriële samples. De track begint met een minimale fluitzoom en onderhuids gerommel, om met een luide slag over te gaan in een soort van pneumatisch geklop op een metalen ring, wat een zingende galm geeft. Een dreigende gitaartoon neemt toe en piepende, klagende klanken vallen in. Wat ruist er? Wat schuurt er? Ritme noch regelmaat bieden enige houvast die aan dans of beweging kan gelinkt worden. Enkel de afwisseling tussen stilte, intimiteit en intensiteit is van belang.
Twee van de zes tracks op dit bijna akelige werkstuk presenteren een wat meer uitgewerkte reis.’Kostya’s Solo’ vangt aan als een oorfolterende piepfrequentie die door zijn statische volharding juist deining veroorzaakt. Het nummer mondt uit in een donkerdere zoemtoon, strijkende metaaldrones en krakende luidsprekeraccenten. Dit magnum opus gaat schuren en kraken, maar creëert toch een echt ambientgevoel door een onderliggende warmte.
Ook het afsluitende ‘Perfect Contact’ blijkt een echt inhoudelijk verhaal te bevatten. Scherende zweeftonen en gitaarklanken kennen een gemoedelijke ondertoon, terwijl scherpe metaalstrijken piekende accenten geven. Even later komen daar intense klanken van dichtslaande deuren bij en wordt het geheel door een mangelmolen verhakkeld tot een intrigerend ritmisch klankbeeld.
Machinefabriek bestendigt met dit werk niet enkel zijn identiteit als meest bezige bij in het Nederlandse ambientland, maar is ook weer duidelijk in zijn element in zijn wereld van abstracte muziek. Grenzen vervagen op dit werk dat voor velen allicht een veel te grote culturele “C” draagt. Proberen te begrijpen is vergeefs, proberen te beleven kan best prettig zijn.