De Belgische gitarist Fred Jacques Lyenn trok voor de opnames van zijn eerste plaat 'The Jollity of My Boon Companion' naar de VS en kwam terug met een album dat voor heel wat bekendere singer-songwriters een reden tot paniek mag zijn. Mooier en fascinerender dan 'The Jollity of My Boon Companion' worden ze niet zo snel gemaakt.
Lyenn verenigt de breekbare vocalen van Anthony Hegarty met de rootsrock van David Eugene Adwards. Daarenboven plaatst hij ze in heel een eigen klankwereld, waarvoor hij de hulp kreeg van onder andere gitarist Marc Ribot, bassist Shahzad Ismaily, basklarinettist Doug Wieselman en Ches Smith op drums. Samen met zijn muzikale vrienden knutselt hij een schijfje vol spooky, buitenaardse rootsmuziek in elkaar; alsof Sixteen Horsepower optreedt tijdens een Halloweenparty op Jupiter. Rootsgetokkel, bluesriffs, spokende strijkers, mysterieuze basklarinetten en hier en daar zelfs antieke spacy elektronica weven een delicaat web waar een luisteraar niet vrolijker van wordt, maar dat tot luisteren dwingt.
In wezen zijn de songs heel eenvoudig, maar de manier waarop ze aangekleed en opgebouwd worden getuigt van een geweldige muzikaliteit, vindingrijkheid en oor voor detail. Bij momenten klinken de arrangementen alsof ze gecompileerd werden: vol korte elementen, waarbij het geheel vaak naakt en mooi gearrangeerd tegelijk is. De muziek ontsnapt, glipt door de vingers en laat zich niet in een hokje duwen: niet zozeer door "verrassende" wendingen, maar door de heel eigen opbouw die de volledige cd kenmerkt.
Een goed voorbeeld daarvan is het openende 'Forsaken Joy', dat onwezenlijk inzet en waarin het binnenvallen van de drums – als "echte" begin van het nummer – tergend lang uitgesteld wordt. De mysterieuze sfeer die dit nummer kenmerkt, is ook elders op de plaat terug te vinden, zoals in 'Kind of Silent'. Met allerhande snaargeluiden, klokklanken en een wisseling tussen vrije metriek en een trage wals, zwerft de luisteraar door mistige moerassen, waarbij de hoge vocalen als misleidende dwaallichtjes functioneren. Nog extremer wordt de onwereldse sfeer in het bij momenten akelig lege, instrumentale klankstuk 'Robert', waar zacht snaren versmelten met allerlei piepende en rinkelende klanken.
Op andere momenten klinkt Lyenn net iets aardser, zoals in 'Holler'. De bluesrock die dit nummer domineert, wordt echter opgevoerd in experimentele gedaante, dankzij het quasi dissonante en de haperende metriek. Uitzonderlijk gaat de muziek al eens richting een echte, duidelijke climax. Die is in 'Wistful Longer' op zich is die niet zo overweldigend, maar genereert een stevig effect binnen het kader van het delicate en het subtiele geheel van de plaat.
'The Jollity of My Boon Companion' is een van die opmerkelijke platen, waarbij een artiest een of meerdere bekende stramienen zo'n eigen invulling weet te geven, dat hij de traditie naar zijn hand kan zetten. Een uitzonderlijke tour de force met een bij momenten adembenemend resultaat.
Meer over Lyenn
Verder bij Kwadratuur
Interessante links