Een in Berlijn woonachtige Australiër en een (ook) in Nederland werkende Belg die een cd opnemen in Oslo: het ontstaan van ‘Open Road’ klinkt moeilijker dan de muziek op de cd. Pianist Luke Howard en bassist Janos Bruneel zoeken het op dit schijfje niet te ver: melodische composities die esthetisch gaaf gespeeld worden. In een muzikaal heel klare lijn wordt niet gestreefd naar climaxen, maar naar een wijds geluid, waarbij de druk vanuit de harmonie of de dynamiek beperkt is. Het resultaat is heel toegankelijke en fraai gespeelde muziek, die echter soms wat onverschillig klint en iets dwingends mist.
Aan de kwaliteiten van de muzikanten als uitvoerders zal het niet gelegen hebben. Vooral Bruneel laat zich in dit kader opmerken als een technisch goed onderlegd muzikant, al vermijdt de jonge winnaar van de Sabam prijs voor opkomend jazztalent 2010 het opzichtig zoeken naar techniciteit. Aan een warme klank en een soepel lopende ritmiek heeft hij genoeg, zeker wanneer die gecombineerd worden met een (op enkele slordigheidjes na) goede intonatie.
Heel mooi om horen zijn Bruneels solostukken ‘Settlers’ en ‘Ay Yildiz’. Door een uitgekiend gebruik van dubbelgrepen en harmonieken slaagt hij er niet alleen in zijn geluid rijk te houden, maar ook voor melodie én begeleiding te zorgen. De zangerige lijn blijft daarbij dominant, mede doordat Bruneel zijn tijd neemt om zijn verhaal te vertellen en niet wegkruipt in vingervlugheid.
Luke Howard van zijn kant heeft een al even nauwgezet geluid waaruit alle effectbejag verdreven is. Ook hij offert virtuositeit op aan melodie en kiest doorgaans voor een erg eenvoudige benadering. Echte polyfonie is bijvoorbeeld alleen in ‘Tall Ships’ te bespeuren. Het gaat echter mis wanneer zijn geluid in een stevige echo gedrenkt wordt, waardoor de muziek snel naar het stereotiepe, noordelijke ECM-geluid gaat neigen.
‘Open Road’ laat Bruneel en Howard niet alleen als uitvoerders horen, maar ook als componisten. Op de titeltrack na zijn alle stukken van hun hand. Het openende ‘Vita Bis’ van Bruneel laat meteen het beste vermoeden: met duidelijke verwijzingen naar oude muziek (het thema klinkt als een versneld, homofoon koraal, onderbroken door polyfone passages) komt de melodische flair meteen tot haar recht. Op andere momenten flirten de twee met een poppy sensibiliteit die in de noordelijke weemoed van ‘Spir’ mooi aan de juiste kant van de lijn blijft: catchy zonder goedkoop te worden. Een gelijkaardige gevoeligheid is te horen in ‘Open Road’ waar bas en piano elkaar mooi aanvullen en vertrekken vanuit een heel eenvoudige melodische cel.
Helaas verdwijnt de rek geregeld uit de muziek. Tracks als ‘Atya’, ‘So Far’, ‘Stargarter’ en het solo pianostuk ‘She Left a Note’ klinken lauw, missen profiel en passeren zonder op te vallen. Gelukkig wordt afgesloten met ‘August’, een even mooie als bitterzoete compositie, waarbij bas en piano eerst een frame van octaven uitzetten om het later melodisch en harmonisch op te vullen: de muzikale ontwikkeling mag dan bescheiden zijn, ze blijft mooi om volgen. Iets wat van enkele andere stukken op deze wisselvallige cd helaas niet gezegd kan worden.