Vrouwen aan de rand: ze zijn er altijd geweest. De Griekse traditie bracht er een beklijvend archetype van voort in de gedaante van Medea: gek van liefde, moordenares van haar eigen kinderen. Tot op vandaag plaatst het theater- en operawezen nog steeds vraagtekens bij de feiten die het personage omgeven: wordt ze gedreven door afgunst en jaloezie, of is Medea een tragisch exempel van het gebroken hart waarvan de stukken niet meer aan elkaar te lijmen zijn, waardoor ze de voeling met de werkelijkheid verliest? Hoe zou een tribunaal haar tegenwoordig berechten: is ze toerekeningsvatbaar, en zijn er verzachtende omstandigheden? Hoe dan ook wekt Medea een zekere sympathie op: vanzelfsprekend niet om haar gruwelijke daden, maar om wat haar wordt aangedaan. Iedereen is op een bepaalde manier immers schuldig in dit verhaal, allen doen uitspraken of maken keuzes die een ander onherroepelijk kwetsen. Daarmee doet het Medea-verhaal recht aan de huiveringwekkende complexiteit van het leven van alledag: wie weigert handelingen te stellen waar anderen slechter van worden, kan – in abstracte zin – gewoonweg niet meer functioneren. Dat wil niet zeggen dat een ethisch verantwoord leven onmogelijk is geworden. Wel is de weg van het minste kwaad diegene waarnaar dient gestreefd te worden, maar laat dat nu precies diegene zijn die de personages rondom Medea niet lijken te vinden.
Het oplijsten van alle componisten die met Medea aan de slag gingen, noodzaakt een speurtocht langsheen de grote Europese bibliotheken. Alleen al uit de Barok zijn er tientallen namen overgeleverd, waarvan sommigen hun werk nog in wereldpremière moeten zien gaan op de cd-markt. Kwalitatief is Luigi Cherubini’s creatie een van de belangrijkste uit de muziekgeschiedenis. Gefinaliseerd in 1797 bevindt het zich op een kantelmoment in de geschiedenis: Mozart was dood, Beethovens hervormingen hadden nog geen algehele ingang gevonden. De taal van de opera is toegankelijk en over het algemeen eenvoudig, echter bezaaid met tal van effecten. Met gesproken dialogen tussendoor heette ‘Médée’ een “opéra comique”, gezien dat gegeven oorspronkelijk bewaard bleef voor stukken met een humoristische ondertoon. Die is in ‘Médée’ echter helemaal afwezig, wat dirigent Christophe Rousset natuurlijk heeft aangevoeld. Met zijn ensemble Les Talens Lyriques speelde hij al een indrukwekkende discografie bij elkaar voor wat oude muziek betreft. Toch is het muzikaal evenwicht in deze interpretatie niet feilloos: de dramatiek is onmiskenbaar aanwezig, maar ze staat niet in verhouding tot meer lichte of lyrische passages. Wanneer het collectief met minder bombarie wordt geconfronteerd, houdt het hier en daar op met schilderen. Niet alle kleuren worden dus ten volle uitgespeeld, maar wetende dat Cherubini’s opera relatief moeilijk te verkrijgen is, geldt dit, ook vocaal, als een van de betere uitvoeringen.
Overigens boeiende schakeringen genoeg in de regie van Krzysztof Warlikowski, een naam die vaak aardig wat stof doet opwaaien voor wat de podiumkunsten betreft. Met dramaturg Christian Longchamp maakte hij een eigen adaptatie van ‘Médée’, die er onder meer uit bestond de dialogen te actualiseren. Grofgebekt en getatoeëerd zet hij Medea neer als een ontspoorde Amy Winehouse, iemand die leeft bij de gratie van het maatschappelijk uit de gratie zijn. Warlikowski vergroot het element van Medea’s isolement uit, bijvoorbeeld door haar af te zonderen op het toneel. Haar bij voorbaat vergeefse strijd van een tegen allen wordt er beduidend wranger door. Spiegels en verschillende lagen bouwen een scène op waar de toeschouwer de ogen op blindstaart; in dubbel zicht is Medea geen alleenstaand voorbeeld meer, maar een vrouw die er velen vertegenwoordigt. Elders zijn Warlikowski’s keuzes moeilijker te rijmen met het inhoudelijke discours dat hij aflegt. Zo zijn bepaalde kostuums in hun lelijkheid bijna schrijnend hedendaags, maar is de link met de tragedie ver zoeken. Daarnaast zal het marginale karakter lang niet iedereen plezieren. Het lijkt erop alsof de regisseur koste wat het kost een rel wou schoppen in Brussel, wat de integere bedoelingen van zijn onderliggende thematiek enigszins teniet doet. Lovenswaardig is dan weer Nadja Michaels overgave in de titelrol, waarmee ze haar collega’s zienderogen hun grenzen als acteur laat overschrijden. Een flard grimmige werkelijkheid openbaarde zich in De Munt en is, overigens uitstekend gefilmd, nu te verkrijgen in duurzaam formaat. Niet perfect, maar kan zoveel hevigheid dat ooit zijn?