Dat een groot deel van het oeuvre van Franz Liszt bestaat uit pianobewerkingen van andermans muziek, zal menig muziekliefhebber al weten. Pianorecitals worden niet zelden opgefleurd door korte intermezzi die interpreten uit Liszts quasi oneindige cataloog hebben opgevist. De bewerkingen die Liszt maakte van alle negen Beethoven-symfonieën, zijn tegenwoordig echter zo goed als vergeten. Wie de werken nog aanschaft in een piano-editie, kiest meestal voor bestaande reducties die arrangeurs meteen na Beethovens creatie maakten om de werken verder te verspreiden. Dat was belangrijk in de tijd voor de grammofoonplaat: door pianisten het symfonisch repertoire aan te reiken, konden deze werken razendsnel naar de andere kant van Europa reizen. Liszt ergerde zich, volgens wat hij schreef in het voorwoord van zijn integrale bundeling Beethoven-symfonieën, mateloos aan de dikwijls bedenkelijke kwaliteit van de bewerkingen. Zelf beschouwde hij het arrangeren niet alleen als erg intrigerend als pianist en componist, ook beoefende hij het vak van bewerker met een grote serieux. Hij trachtte altijd zo dicht mogelijk bij het origineel te blijven en maakte er een erezaak van zo min mogelijk noten weg te laten. Nieuw materiaal toevoegen was al helemaal uit den boze, hoewel Liszt zich in zijn bewerking van Beethovens pastorale toch te buiten gaat aan een eigen invulling door de storm met chromatische noten extra power te geven.

Het is pianist Yury Martynov die de huzarenstukken in zijn eentje tot leven brengt. Hij scheurt over het klavier – een Erard uit 1837 en dus een instrument dat ergens tussen het leven van Beethoven en van Liszt in schippert. Dat levert – zeker in de zesde – een ratelende pianoklank op die eigenlijk een beetje afbreuk doet aan de klankrijkdom van de gepresenteerde ideeën. Hoe dan ook gaat veel "muziek" verloren tijdens het reduceren van alle timbres tot alleen het geluid van het klavier. Dat de brede resonantie-mogelijkheden van bijvoorbeeld een Steinway dit niet mogen compenseren, lijkt een spijtige keuze. Anderzijds bereikt Martynov in de tweede symfonie een prachtige klank, die het Mozartiaanse werk alle recht doet. Dit is – in tegenstelling tot wat men zou kunnen vermoeden – het beste stuk van deze opname: hoewel de zesde intrinsiek een pak waardevoller lijkt, is het alleen in de tweede dat Martynov het gevoel teweeg brengt dat Liszt volledig in zijn opzet is geslaagd. De doorzichtigheid is totaal – hoe dan ook een voordeel van een gereduceerde ten opzichte van een overladen symfonische partij – en de structuur heeft niets gekunsteld in de pianoversie, terwijl dat voor Beethovens zesde toch anders is. In dat werk wordt het levendige van de natuur een pak minder fantasievol verklankt door het klavier: het speelse, het esthetische, het stormachtige zijn effecten die Beethoven specifiek via het orkestapparaat opwekt. Op een soms weinig klankvolle Erard, die Martynov echt wel naar de rand van zijn mogelijkheden duwt, komt dit alles helaas minder tot uiting.

Naar een onbewoond eiland neemt iedereen bij voorkeur de symfonische versies mee, die Liszts werk, hoe vakkundig ook, nog altijd veruit overklassen. Toch toont Yury Martynov, die technisch amper steken laat vallen, hoe boeiend het kan zijn om eens niet het traditionele licht te laten schijnen op door en door gekende werken. Dat zorgt ervoor dat deze opname, ook geluidstechnisch ambachtelijk geproduceerd trouwens, toch geregeld de speler in zal vliegen: "hoe klonk dat nu weer op piano?", of, "hoe legt Liszt dat bruggetje precies aan boord?" Vooral voor melomanen die graag vergelijken is deze opname een genoegen. En met Marynov zijn die liefhebbers, ondanks de keuze voor een periodiek instrument, zeker en vast aan een uitstekend adres.

Meer over Ludwig van Beethoven, Franz Liszt


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.