Een titanenwerk dit keer, een volledige uitgave van de sonates (voor piano) van Ludwig van Beethoven door een van 's werelds grootsten. Stephen Kovacevich. Dat belooft maar deze negen cd's hebben absoluut geen moeite die belofte te houden.
Van de eerste reeks van drie sonates opus 2, heel klassiek en Mozartiaans, tot de laatste, heel persoonlijke, werken, twee reeksen bagatellen opus 119 en 126, hebben deze uitvoeringen een transparantie en duidelijkheid die weinig andere pianisten benaderd hebben. Zo kan geen luisteraar de geweldige evolutie die zich in Beethovens oeuvre heeft voltrokken missen. Meer nog dan in de symfonieën gebruikte Beethoven zijn kamermuziekwerken om nieuwe vormen van muzikale expressie uit te proberen. De eerste sonates zijn nog in een klassiek stramien gegoten, vierdelig en met virtuoze watervlugge delen en bovenal louter ontspannend zoals bij Beethovens leermeester Haydn. De opname van de tweede sonate, in A, is hier een goed voorbeeld van. Toch is de geest van Beethoven al onmiskenbaar aanwezig, zoals in de vierde sonate, opus 7. Die heeft al heel wat meer (heroïsche) allure dan de voorgaande en blikt vooruit naar de 'Eroica' symfonie.
Het stormachtige en erg gekende begin van de 'Grande Sonate Pathétique', nummer 8 is dat, is een kentering van puur ontspannende sonates naar emotioneel veel geladener werken. In het opus 26, in As, begint Beethoven - ongebruikelijk - met een reeks variaties op het beginthema, dat zich rustig ontvouwt. De evolutie van levendige, snelle openingsdelen naar steeds meer meditatieve muziek valt vanaf deze sonate niet te missen. De erg mooie maar minder bekende vijftiende sonate in D, 'Pastorale' is hier een erg mooi voorbeeld van. Kovacevich speelt hier met alle eenvoud en rust van een man die vrede heeft genomen met zijn eigen sterfelijkheid en de natuur instapt om eenvoudig geluk te vinden. De 'grote' sonates, zoals de edele 'Waldstein' opus 53 of de 'Appassionata' opus 57 zijn natuurlijk Beethoven ten voeten uit en worden hier met een bijzonder volle mooie klank gebracht, zonder dat het pianospel iets aan transparantie verliest. En tussen de kleinere werken worden ook nog pareltjes gebracht, zoals de lieve sonate in G opus 79, kort en eenvoudig.
De late sonates zijn een testament aan Beethovens doofheid, die hem ertoe bracht zich steeds meer en meer teruggetrokken op te stellen. Lang, indrukwekkend en heerlijk meditatief, waren opus 106, 109, 110 en 111 hun tijd ver vooruit. Ze zijn plotseling veel ernstiger en sterk uitgepuurd en leven, zoals duidelijk wordt in het derde deel van de opus 109, al volledig in de wereld van de gekende negende symfonie. De 'Hammerklavier' sonate bijvoorbeeld, opus 106, is qua opzet al veel symfonischer dan de voorgaande sonaten, maar toch lijkt die tegelijkertijd meer intimiteit te brengen. De fuga die als het ware onvermijdelijk uit het eerste deel van de laatste sonate, in c, voortkomt, vormt een titanische afsluiter van dit genre dat Beethoven als geen ander componist evenwaardig aan de symfonie en het concerto heeft gemaakt. Als afsluiter, na acht en een halve cd, komen de reeksen van 11 en 6 bagatellen: erg korte maar oneindig diverse stukjes, soms traag en rustig, soms opgewekt, snel, dan weer stormachtig of in mineur, maar altijd bijzonder vluchtig, alsof de toehoorder de muziek nooit kan vasthouden.
Deze negen cd's bieden een uitvoering die de muziek van Beethoven waardig is. Ze zullen nog lang dienen als referentie voor toekomstige opnames en meer moet er eigenlijk niet gezegd worden.
Meer over Ludwig van Beethoven
Verder bij Kwadratuur
Interessante links