Waar metalmuzikanten hun inspiratie halen, durft al eens te verschillen: van een al dan niet vijandige science-fictionwereld over vikings en Germaanse goden tot het oude Rome. Hoewel voor sommigen een sixpack Budweiser ook al volstaat. Wie met Hunter Hunt-Hendrix, frontman van de uit Brooklyn afkomstige band Liturgy, over zijn muziek wil praten, mag zich verwachten aan referenties naar Nietsche, Deleuze, Jung en Walter Benjamin. Wie er het fijne van wil weten, kan terecht bij teksten van of interviews met de bandleider, maar zij die minder onderlegd zijn in de 19de en 20ste eeuwse filosofie en psychologie moeten niet wanhopen: muzikaal gaat Liturgy recht op de man af.
Hunt-Hendrix noemt het zelf transcendentale black metal en toegegeven, er wordt niet op een decibel meer of minder gekeken, maar toch zouden ook niet-metalheads met een zwak voor muzikaal vak- en meesterschap deze plaat beter een kans geven. Want hoe stevig Liturgy ook mag klinken, louter gewelddadig wordt het nooit, zoals ook voorspelbaarheid en eenrichtingsverkeer niet aan deze groep besteed zijn. De muziek leeft en beweegt, niet alleen in de complexe songstructuren, maar ook in het geluid. Buitengewoon krachtig en al even helder mept ‘Aesthetica’ de weerstand meteen uit de luisteraar, iets waar de energieke en gevarieerde drumpartijen van Greg Fox meer dan hun steentje in bijdragen.
Grofweg vallen de nummers op ‘Aesthethica’ uiteen in twee categorieën. De meest voorkomende is die waarin met open en brede harmonieën gespeeld wordt. Samen met de stevig doorrollende drums vormen deze momenten het ideale kader voor de krijsende vocalen die echter een ondergeschikte rol spelen t.o.v. het instrumentale geweld. Op andere momenten stoeit de band met retestrak gespeelde hoekige ritmes en asymmetrische maatsoorten. Vooral in de repetitieve nummers ‘Generation’ en ‘Veins of God’ is het resultaat van deze aanpak indrukwekkend. De eerste compositie is gebaseerd op een skelet van twee toonhoogtes die voorzichtig van ritme veranderen, maar vooral steeds verder aangekleed worden. Het tweede stuk begint met uitzonderlijk droge drums en een monotoon zoemende bas, waarna het geluid open trekt tot er gitzwarte rook uit de speakers komt.
Hoogtepunten aanwijzen op dit album is een moeilijke zaak, omdat elk nummer wel een fascinerend kantje heeft. Zo begint ‘True Will’ met een vocale intro die een dalende harmonische lijn laat horen (het soort waarmee barokcomponisten pagina’s hebben volgeschreven) die later in het nummer een centrale plaats krijgt. Ook het afsluitende ‘Harmonia’ krijgt een gezongen inleiding, maar hier verwijst die meer naar Mediterrane polyfonie, wat de groep niet belet om in het verdere verloop van de song naar basiselementen van de zanglijnen terug te keren. Andere fraaie staaltjes detailwerking zijn de intro van ‘Tragic Laurel’ waarbij de melodie stap voor stap met een noot uitgebreid wordt, de knappe harmonische ontwikkeling in ‘Red Crown’ of het contrastrijke ‘Sun of Light’ waarbij het versplinterde gitaargeluid voor een fonkelend polyfoon effect zorgt.
‘Aesthethica’ is een prachtplaat met negen dampende en smorende songs, evenveel redenen om het album meteen in huis te halen. En nooit uit te lenen.