Er zijn er weinig die Lieven Tavernier van naam zullen kennen. Toch is zijn muziek te omschrijven als Nederlandstalig erfgoed. De kalende Oost-Vlaming is namelijk de man achter kleinkunstklassiekers als ‘De Eerste Sneeuw’ en ‘De Fanfare Van Honger en Dorst’, nummers waar Jan De Wilde naam mee maakte. Ook andere artiesten putten uit het oeuvre van deze liedjessmid, waarvan Thé Lau, Erik van Neygen en Gerard Van Maasakkers er maar enkele zijn. Dit betekent echter niet dat Lieven Tavernier met ‘Witzand’ aan zijn proefstuk toe is als vertolker, integendeel zelfs. Eerder bracht hij in de vorm van ‘Doe Het Licht’, ‘Ilja’, ‘Niet Voorbij’ en ‘Wind En Rook’ al vier albums uit.
Voor dit jongste project slaat Lieven Tavernier een nieuwe weg in. Ondermeer in navolging van Johnny Cash, Neil Diamond en Bobbejaan Schoepen werd hij op sleeptouw genomen door een jong veulen uit de producersgilde, die zijn muziek van een hedendaags elan moest voorzien. Het gaat om Koen Gisen, een man die eerder ondermeer voor The Bony King Of Nowhere productiewerk verzorgde. Dat deze verjongingskuur aardig werkte, wordt al snel duidelijk door de thematiek van het album. Nostalgisch gaat Tavernier terug naar zijn jeugdige jaren, waarin hij ondermeer liefde zocht in de Gentse binnenstad. De wollen sokken heeft hij intussen ook uitgetrokken. Voor ‘Witzand’ ruilde hij namelijk zijn akoestische gitaar in – al dan niet door toedoen van Koen Gisen – en kwam op de proppen met een elektrisch snaarinstrument. Ten slotte mag ook de samenwerking met jonger geweld als An Pierlé, Gisens eega, niet over het hoofd gezien worden. Sporadisch was zij te horen als achtergrondstem en ook tekende ze voor enkele pianobijdragen.
Dit in ogenschouw genomen lijkt het geluid van de man dus aanzienlijk veranderd tegenover eerder werk. Zeker omdat hij als vanouds verhalen uit zijn hoed tovert en mijmerend zijn blik naar vroeger richt, is er bitter weinig veranderd aan de sfeer die hij reeds schiep. Levenswijsheid en inhoud blijken nooit te verbergen.
Bij het beluisteren van ‘Witzand’ blijkt het een wonderlijke combinatie: de kluisterende vertellingen van de grijsaard en het gelaagde instrumentarium. Zo kan meteen een lans worden gebroken voor één van de hoogtepunten op het album: ‘Laura Gemser’. Dit lied handelt over een negentienjarige Tavernier die dromerig verliefd is op een Gents fotomodel, met ergens op de achtergrond Pierlé op toetsen. Erg schoon is tevens het illusionaire titelnummer met een detaillistische sleutelrol voor diezelfde An Pierlé, fluisterend: “Slaap zacht lieve zeeman, slaap zacht “.
Opmerkelijk is verder ‘La Cathédrale’, waarbij de Franse taal als Belgisch statement kan gezien worden. Achter het taalgrensoverschrijdende zit bovendien prachtig gitaargetokkel verborgen dat bovendien uitgroeit tot een uitgestrekt en dwepend klankenlandschap, gedragen door een diepdroevig trombonenduet. Wanneer de tranen nu nog uitblijven, wordt een tweede en derde poging ondernomen: eerst in ‘Huis Van Liefde’, wat Lieven Tavernier – zeer sober begeleid – brengt met een krop in de keel en het in mist verdwijnende ‘Aan De Stroom’.
“Het water slaat tegen de oever / De oever van de brede stroom / De oever duwt het water rustig / steeds opnieuw in de stroom.” Als nu gedacht wordt dat Lieven Tavernier de stroom is, dan is de mensenmassa de oever, want hoe indrukwekkend zijn muziek ook zal zijn, de weerklank zal steeds slechts van een beperkt aantal mensen komen. Desalniettemin zal hij waarschijnlijk uit plezier muziek blijven maken en jaarlijks bij de opmaak van de hitlijstjes indirecte lof vergaren. Men oogst eenmaal wat je zaait.