De in Zweden geboren en later naar de VS geëmigreerde componist Erik Leidzén overleed in 1962 en bij wijze van herdenking nam de Leyland Band dit schijfje op, op initiatief van dirigent JohnWard. De opbrengsten van ‘Songs In The Heart’ gaan, net als het in 2011 verschenen ‘Crusader – The Music of Dean Goffin’ naar de Clarence Adoo Trust, een trompettist die enkele jaren terug verlamd raakte door een auto-ongeval.
Nadat hij in 1915 zijn vaderland voorgoed verliet, kwam hij terecht in de Amerikaanse afdeling van het Leger des Heils en begon hij er tevens voor te componeren. Niet meteen een grote vernieuwer, werd hij vooral bekend voor de meer dan 50 marsen die hij schreef, alsook enkele uitmuntende solowerken. In 1955 was hij de eerste niet-Brit die het plichtwerk voor de British Open mocht schrijven: ‘Sinfonietta’. Opmerkelijk is dat de partituur enkele moeilijke passages voor de Eb (mi bemol) bas bevat. Drie van zijn marsen zijn hier vertegenwoordigd: het uit 1921 daterende ‘Pressing Onward’, ‘EFG’, dat in 1933 zijn première kreeg en het aalvlugge, erg lichtvoetig gespeelde ‘Manhattan’.
Verder is er ook de ‘Post Bellum Rhapsody’ uit 1959, verwijzend naar de Amerikaanse burgeroorlog van een eeuw eerder. Hiervoor maakte Leidzén gebruik van het volksmuziekrepertoire uit de periode rond 1850. De aandachtige luisteraar herkent duidelijk ‘My Old Kentucky Home’, ‘Swanee River’, ‘When Johnnie Comes Marching Home’, ‘Bonnie Eloise’, ‘O Hard Times, Come No More’ en ‘The Year Of Jubilo’. Dat hij vaak volksmuziek gebruikte, bleek ook uit zijn suite ‘Folksongs For Band’, waarvan het slotdeel ‘Humouresque’ deze cd siert, waarin vooral ‘The Young May Moon’ duidelijk opvalt en in mindere mate ‘Eveleen’s Bower’. Het ultrakorte en hymneachtige ‘What A Friend’ past ongeveer in dezelfde stijl, net als zijn beroemde bewerking van de hymne ‘Abide With Me’. ‘The Old Rugged Cross’ is een ander voorbeeld van zijn talent voor meditatieve muziek, wat ook nog eens blijkt uit ‘None Other Name, een religieus geïnspireerde symfonische medley.
De cornetsolo, tegelijk het titelnummer, gooit meteen Leidzéns grootste troef op tafel: zijn talent voor prachtige melodielijnen die blijven hangen. Ook ‘Concertino For Band And Trombone’ blijft tot vandaag de moeite waard. De volgorde in de titel geeft overigens duidelijk aan dat zowel orkest als solist een gelijkwaardige rol spelen en over dezelfde kwaliteiten moeten beschikken. ‘The Song Of The Brother’ ten slotte werd oorspronkelijk voor cornet geschreven maar wordt hier op euphonium gebracht door David Childs. De vrij eenvoudig overkomende melodie is doorspekt met enkele virtuoze cadensen en arpeggio’s die het herkenbare geheel boeiend houden.
Het is nogal wiedes dat de muziek op deze cd aan vroegere tijden doet denken, maar belegen doet het zeker niet aan. Integendeel: de muziek komt klassiek, maar fris over en dat is zowel een pluim voor de Leyland Band als voor de componist zelf. Alleen jammer van het amper leesbare tekstboekje.