Janáček, een componist die verder borduurt op romantische compositorische principes? Janáček, een wegbereider voor het rabiate expressionisme van de latere Béla Bartók? "Nee", knikt Alain Planès meewarig. Voor de Franse pianist is het zo klaar als een klontje: Janáček deint op de uitlopers van het impressionisme! Dat was al duidelijk toen Planès voor Harmonia Mundi een aantal jaar terug een uiterst poëtische, doch erg heftige lezing ten gehore bracht van 'In de mist'. Recent kroop de man opnieuw achter het klavier om het werk nog een keer in te blikken. De zuiverheid van zijn interpretatie, het organische karakter, het baden in een mystieke sfeer, de verkramping van bepaalde muzikale contouren die plots uit de mistflarden lijken op te duiken, het geflirt met quasi transcenderende harmonieën die naar andere continenten lijken te verwijzen, ... Zo rijk als Planès' interpretatie wordt dit werk zelden gespeeld. Veel vaker tonen pianisten zich brutale vlerken wanneer het om 'V mlhách' gaat. Ondanks de bijna ondraaglijke spanning die als een sluipende nevel mee met de tijd evolueert, zitten er echter zoveel kleuren in dit stuk, dat al bij al onaards aandoet. Leert mist een mens overigens niet opnieuw kijken? Het perspectief wordt letterlijk kleiner, maar wint alles niet precies daardoor aan scherpte? In Janáčeks bloedmooie partituur lijkt het erop, en wanneer Planès de toetsen streelt, zal het niemand ontgaan waarom dit stuk tot een van de essentiële partituren uit de 20e-eeuwse pianoliteratuur wordt gerekend.
Kadert Planès' uitvoering binnen een traditionele opname met andere pianowerken van de Tsjechische componist? Helemaal niet. Diens koorwerken staan immers centraal, maar ook daarin staat het heterogene meer op de voorgrond dan het consistente. Waarom zou een album echter altijd moeten opgevat worden als een coherent geheel? Is het niet waardevol dat vroege en late werken van een componist die meer dan zeventig jaar heeft geleefd naast elkaar worden geplaatst, onder een overkoepelende noemer die de nodige speling toelaat? 'Brumes d'Enfance' of 'De mist van de kindertijd' is de slagzin waarrond repertoire werd samengebracht. Allicht gaan de keuzes uit van Pieter-Jelle de Boer, een dirigent uit Eindhoven die inmiddels op zeer regelmatige basis met het in Frankrijk ontstane Accentus, een koor dat zich steeds meer internationaal laat opmerken, samenwerkt. Hij nodigde een tenor en een sopraan uit, alsook een altvioliste en een fluitiste. Mannenkoor, vrouwenkoor, gemengd koor, al dan niet met piano: met grote regelmaat week Janáček af van de gebruikelijke bezettingen. Soms om heel concrete redenen: tijdens de Eerste Wereldoorlog waren de mannen immers aan het front. Uiteindelijk maakte de componist dergelijke keuzes echter uit artistieke overwegingen: de vele bijzondere timbres die op deze cd samenkomen, overstijgen zonder twijfel het triviale karakter van Janáčeks omstandigheden.
Merkwaardig zijn de 'Rikadla', een verzameling korte kinderrijmpjes die door de componist in een eenvoudig, zij het ook wat unheimisch kader werden geplaatst. Van een meer schreeuwerig register vervalt deze reductie van wat oorspronkelijk een werk was voor klein ensemble in een efemeer, ijl-vervliegend. Planès begeleidt met veel humor en de 10 zangers durven naar de karikatuur grijpen wanneer de rijm dat vraagt. Alleen wanneer alle betrokkenen het materiaal zo serieus nemen, kan een versie ontstaan die ook voor volwassenen op de lachspieren werkt. Helemaal anders is het veel intiemere 'Elegie na smrt dcery Olgy', Janáčeks muzikale afscheid aan zijn op 21-jarige leeftijd overleden dochter. Met haar verloor hij niet alleen een zielsverwante met wie hij onder meer zijn liefde voor de literatuur kon delen, maar ook de kans dat hij zelf ooit grootvader zou worden. Dat Janáček nochtans een grote kindervriend was, blijkt onder meer uit de hier opgenomen werken 'Kacena divoká' ('De wilde eend'), 'Vlcí stopa' ('Het spoor van de wolf') en 'Holubička' ('Het duifje'). Het betreft hier geen gezangen voor een kinderpubliek, want een spirituele, verheffende lading ligt voor het grijpen. Zeker wanneer een ensemble als Accentus het 'Kacena divoká' zingt, is een weeklacht niet ver uit de buurt. Melancholie doordringt eigenlijk alle hier verzamelde materiaal, vanzelfsprekend tot en met 'Placici fontána' ('De wenende fontein'). Eigen aan de folklore, waar Janáček vaak zijn inspiratie haalde, wordt het droefgeestige echter niet aangewend omwille van de tristesse, maar veeleer om haar heelkundige krachten. Pieter-Jelle de Boer, en eigenlijk alle solisten met hem, weten dat: ze maken van 'Brumes d'Enfance' een louterende auditieve tocht. Mist of geen mist: zelden levert een uur muziek zoveel verschillende, wonderbaarlijke indrukken op.