Als iemand die met twee amper verschillende stijlen bezig is, zomaar het etiket eclectisch meekrijgt, wat moet dan gezegd worden van de Amerikaanse hoboïst en componist Kyle Bruckmann? Even goed thuis in de muziek van Pierre Boulez en Brian Ferneyhough, de vrije improvisatie, elektronica en rock is hij iemand die effectief van veel walletjes eet en dat is aan de muziek van en voor zijn kwintet Wrack te horen.
Jazz en “klassiek”, het blijft vaak een moeilijk huwelijk: twee werelden met soms erg uiteenlopende idealen en geplogenheden, maar hier en daar vinden ze elkaar. Bruckmann pakt het anders aan dan bijvoorbeeld Jacques Loussier die Bach deed swingen – wat Bach doorgaans van zichzelf al doet. Hij blijft niet in de oppervlakkigheden steken, maar mixt de dieptestructuur van verschillende invloeden. Grillige melodielijnen, tegendraadse ritmes en semi-dissonante harmonisaties ademen de sfeer van Stravinsky en Hindemith uit en worden boven even droge als funky drumlijnen geschoven. Metrisch vrije passages staan naast strak uitgeschreven stukken en nerveus kronkelende melodieën wisselen af met vrij zwevende lijnen. Bovendien gaan de composities niet in rechte lijn. Grote contrasten zorgen voor een gefragmenteerde vormgeving die blijft verrassen, maar tegelijkertijd evenwichtig gehouden wordt door terugkerende passages.
Om de houvast verder op de proef te stellen, mengen Bruchmanns hobo en Engelse hoorn zich buitengewoon goed met Jason Steins basklarinet en de altviool van Jen Clare Paulson. Het resultaat is een auditief kluwen dat een hel is voor de eenkennige luisteraar, maar een speeltuin voor wie een stevige lap rond zijn oren kan verdragen. Al wordt die lap hier dan niet op een gemakkelijke, zuiver op volume gerichte manier gegeven.
Het verhaal van dubbelrietblazers in de jazz is niet vanzelfsprekend. Swingen doen die instrumenten immers vaak voor geen meter, waardoor Bruckmann hier de minst jazzy speler van het kwintet is. De vreemde frasering en melodiebouw laten hem nu eens klinken als een overslaande oosterse blazer, dan weer als een flipperend Sun Ra keyboard. De drive van het geheel wordt echter gegarandeerd door de ritmetandem van drummer Tim Daisy en bassist Anton Hatwich.
De verschillende registers die Bruckmann en zijn collega’s kunnen opentrekken, stellen hen in staat om elke track op ‘Cracked Refraction’ een andere focus te geven. Opener ‘Exacerator’ is met de hoekige ritmiek en de er boven zwevende blazers het meest toegankelijke dat dit album te bieden heeft. ‘Ratchet Forms’ klinkt daarentegen heel vrij. De manier waarop de muzikanten op elkaar inpikken, lijnen in elkaar overlopen, motiefjes doorgespeeld worden en de muziek in vlagen verloopt, verraden echter een indrukwekkende controle over het materiaal.
In ‘Fair to Middling’ wordt stevig naar het impressionisme gelonkt met een onbestemde en mysterieuze melodie die zich delicaat in het ijle beweegt en later ontwikkeld wordt tot een volwaardige polyfone structuur. Meer klassiek, maar dan resoluut hedendaags is te horen in ‘A Shambles’. Met veel aandacht voor abstracte geluiden, een zachte klank, een beklijvend oor voor detail en minutieus uitgeschreven opwellingen wordt in dit stuk de muzikale achtergrond van Bruckmann open en bloot gelegd.
Het afsluitende ‘NJBC’, gebaseerd op een kinderliedje dat de hoboïst voor zijn dochtertje zong, is het “bisnummer” van de cd. Een herkenbare melodie met pentatonisch trekjes en Daisy op marimba plaatsen de muziek in een oosters kader: soms zangerig en zelfs nostalgisch. Een ontspannen slot voor een album dat de luisteraar verbluft achter laat.