Oostenrijk heeft steeds invloedrijke bijdragen geleverd aan de filmwereld. Op zijn derde solo album, verkent Peter Kutin de beeldarchieven van het land en componeert er toepasselijke muziek voor. Naast dit project maakt Kutin deel uit van het elektro-akoestische trio Dirac, dat zich toespitst in geïmproviseerde ambient. Op Ivory gaat de Oostenrijker erg poëtisch te werk en gebruikt vele expressieve klanken om de imaginaire filmband in het hoofd van de luisteraar aan het draaien te brengen.
Vanaf het begin van dit album weet Kutin de aandacht te vestigen op zijn fijnzinnige geluidsspectrum. Met zacht knisperende ritmes en lang ademende tonen laat hij verder dromen toe. Vooral wanneer in de abstracte klanken, prachtige fieldrecordings van spelende kinderen en tsjilpende vogeltjes binnenvloeien. Het hoofdinstrument, de gitaar - weliswaar bewerkt tot een bevende geluidsgolf – biedt hier een mooie wisselwerking.
De meeste nummers op Ivory worden rustig gehouden. Ze zetten toon, deinen uit en evolueren verder op bedwelmende geluiden. Aan deze relaxte, dubby klanken worden knarsjes en een lichte vorm van distortion toegevoegd zodat de nummers niet te wollig uitslaan. In het midden van ‘After The Plague’ is een viool te horen die de perfecte dosis emotie aanbrengt. In ‘Sombre’, een 12 minuten durend nummer, worden de slepende violen bewerkt tot grovere instrumenten. Die mistroostige strijkers worden samengeprakt met diepe synthklanken en bruisende fieldrecordings van mensen, stromend water en blaffende honden. De gedetailleerde opnames creëren een erg filmisch gevoel dat haast realiteit lijkt: alsof men zit te luistervinken in een Oostenrijks bergdorpje.
Kutin durft zijn ambient een harder kantje te geven en tevens een tikkeltje sentiment toe te voegen, ter stimulatie van de verbeelding. Hiermee kwijnt zijn muziek niet weg in abstractie net zomin als te verzanden in over-expressieve of melige resultaten. ‘Ivory’ is een evenwichtig en afwisselend geheel dat zacht op de maag ligt en aanspoort tot fantaseren.