Het idee voor de debuutplaat van de Australische baritonvirtuoze Kristy Rowe ontstond toen ze als studente aan de RNCM (Royal Northern College of Music) in een stapel oude partituren drie romances van Schumann vond. Al vlug stelden zij en haar mentor Steven Mead vast dat deze muziek bijzonder geschikt was voor solo bariton. Het resultaat werd een album vol romantische werken waarin de soliste enkel begeleid wordt door een piano.

Ze blijven zeldzaam, soloplaten voor baritone horn zoals de volledige Engelse naam luidt. Dit instrument uit de saxhoornfamilie wordt wat miskend, omdat het in hetzelfde register zit als het iets grotere euphonium, dat echter veel zachter klinkt. Als er al eens een werk voor bariton wordt gecomponeerd, geschiedt de uitvoering bijna altijd op euphonium. Daarom is het misschien opmerkelijk dat alle stukken op ‘Romanze’ niet oorspronkelijk voor bariton werden geschreven. Hier en daar moest een passage “baritonvriendelijk” worden gemaakt, al zal de gemiddelde luisteraar daar niet veel van merken. Ook voor een déjà entendu moet niemand vrezen: de acht componisten zijn op Schumann en Bruch na hoogstens bekend bij een select clubje specialisten.

De oudste in de rij is zelfs een Vlaming , in Brussel geboren zoon van een Italiaanse componist, Joseph Hector Fiocco (1701-1741), die ‘Arioso’ schreef voor hobo en clavecimbel. De rust die ervan uit gaat, doet ten onrechte vermoeden dat het een gemakkelijk  werkje is. De combinatie van sereniteit met een heel expressieve toon vergt hier heel wat dynamiek van de soliste. Ook de opener en titeltrack van de ook al vergeten Duitser Johann Friedrich Diethe is van oorsprong een hobosolo. De intensiteit waarmee passie, rust en romantiek beurtelings worden geëvoceerd is hier mogelijk nog sterker. Eenvoudiger is ‘Adagio op.9’ van de Oostenrijkse componist Vojtěch Jírovec (1763-1850), dat net als ‘Arioso’ door de datering onmogelijk voor bariton kan zijn geschreven.

Hoewel in veel platenkasten te vinden als viool of klarinet met pianobegeleiding waren zelfs de ‘Three Romances op.94’ van Robert Schumann eigenlijk voor hobo en piano gepend. Ze dateren van 1849, zeven jaar voor de dood van de Duitser. Alle drie geven ze blijk van Schumanns enorme zin voor lyriek, maar waar de eerste romance die lyriek blijft aanhouden, krijgt de tweede al na een goede minuut een geagiteerde tussenpassage, gevolgd door een terugkeer naar het vredige begin. Overigens had de toondichter de drie romances eerder als duet geschreven, alleen is dat het duidelijkst in het derde deel, dat net als de tweede romance twee tegengestelde sferen oproept: een opwindend begin en slot, onderbroken door een zachtmoedig middendeel.

Van de totaal onbekende Tsjech Johann Wenzel Kalliwoda, een tijdgenoot van Schumann, komt de langste bijdrage met diens zes nocturnes (op. 186) voor altviool en piano, die vrij sterk afwisselen in tempo en stijl. De eerste lichte, vloeiende nocturne wordt gevolgd door een energieke, bijna springerige tweede, terwijl Kirsty Rowe in het derde deel de lagere registers van haar bariton klassevol exploreert. Geen sinecure, dat laatste omdat bepaalde noten op de oudere generaties bariton met drie pistons niet of moeilijk haalbaar zijn, maar ook omdat de juiste stemming van een koperblazer buiten het middenregister vaak een uitdaging op zich is. Rowe haalt uit haar instrument op meesterlijke wijze noten die men uit een bastuba waant. Het vierde deel is een levendig allegretto, gevolgd door de vijfde nocturne die als een adagio opent. Het evolueert echter naar een grandioso,  dat zelfs wat onheilspellend aandoet totdat de piano, even alleen, de rust opnieuw inluidt. Passie en intensiteit zijn dan weer de hoofdbestanddelen van de laatste. Op 26 minuten aan nocturnes laat de soliste de luisteraar alle hoeken van haar klasse horen.

Max Bruch schreef ‘Romanze op.85’ origineel voor altviool en orkest, maar al gauw bleek een pianobegeleiding het gemis van een brede orkestbegeleiding perfect op te kunnen vangen. De rust wordt ook hier nu en dan verstoord door uitbarstingen van passie. Twee werken ten slotte dateren uit de vorige eeuw: de licht dreigende ‘Nocturne op.55’ voor klarinet, van de Brit Joseph Holbrooke, en ‘Notturno’ van de Franse componist en saxofonist Robert Clérisse. Holbrooke liet zich graag inspireren door het oeuvre van Edgar Allen Poe en hier is dat niet anders. Het verdient trouwens vermelding dat o.a. Rowe de aandacht voor Hollbrooke opnieuw aanzwengelt, want eind 20ste eeuw werd zijn muziek amper nog uitgevoerd, laat staan dat ze nog te verkrijgen was. Het sierlijke ‘Notturno’ was dan weer geschreven voor fagot en ook hier weet Rowe het lage register perfect te bespelen.

De atmosfeer van ‘Romanza’ maakt dat deze muziek vooral geschikt is om de lange winteravonden warmer te maken. Bovendien is het goede nieuws omtrent deze vrij zeldzame muziek dat enkele composities ook als partituur beschikbaar zullen zijn. De gedurfde keuzes van Rowe zullen puristen de gordijnen injagen, maar hun geloofwaardigheid kan meteen getoetst aan de vraag of zij de originele uitvoeringen ook de viool- en klarinetvarianten van Schumanns romances ook vervloeken. Een open geest is beleefder en zal alleen maar toegeven dat deze Australische schone een cd van formaat op de muzikale kaart heeft gezet.

Meer over Kristy Rowe


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.