Voor ‘We Need More Space in the Cosmos’ uit 2009 keerde Jürgen De Blonde alias Köhn terug naar een oude liefde: de synthesizer. Die oude liefde is blijkbaar nog niet geroest, want ook voor ‘Random Patterns’ grijpt hij terug naar het vertrouwde, zoemende keyboard.
Met de repetitieve (eerder dan minimalistische) tracks van ‘Random Patterns’ is het gemakkelijk om parallellen te willen horen met Steve Reich of Philipp Glass. In tegenstelling tot deze bekende repetitieven is Köhn hier niet zo systematisch of consequent in de behandeling van het materiaal. De metrische asymmetrie van de verschillende over elkaar schuivende lagen houdt hij niet strak vol, de stapelingen blijven eerder beperkt en tot een euforische laat hij het nooit komen. Toch heeft zijn muziek hetzelfde tijdvervagende en desoriënterende effect dat zo typerend is voor de strakkere repetitieven en dit ondanks de kleine oneffenheden en de occasionele foutjes die hier en daar te horen zijn.
Opener ‘Armon Dates Ptrn’ en afsluiter ‘Transported Man’ liggen duidelijk in dezelfde lijn. Kleine cellen van slechts enkele noten worden gestapeld waarbij metrische verschuivingen alomtegenwoordig zijn. Waar het basispatroon drie tellen duurt schuift De Blonde er graag formules van twee, vier of zes tellen over, waardoor het maatgevoel van de luisteraar meteen gaat wankelen. Door de vrije omgang met het materiaal en het niet steeds doorstapelen, krijgt de muziek een kabbelend effect. Vooral in ‘Armon Dates Ptrn’ ontstaat zo een sonore, licht golvende oceaan waar de iets hoger inzettende melodielijnen als rotsblokken uitsteken.
Het gebruik van korte melodieën die vaak dezelfde noten bevatten, heeft het voordeel dat ostentatieve dissonanten vermeden worden. Het nadeel van deze werkwijze wordt echter duidelijk in het tweede deel van de openingstrack. Waar er daar eerst nog even tegen de stroom in geroeid wordt door nieuwe lijntjes (waardoor ritmische klonters ontstaan), wordt het muzikale verloop later wat vrijblijvend en de muziek onverschillig.
Dit probleem wordt grotendeels vermeden in ‘Transported Man’ waar de systematiek net iets steviger volgehouden wordt. Het gebruik van patronen met ongebruikelijke lengte (zeven of dertien tellen) zorgt hier voor extra ontregelingen, maar ook hier laat De Blonde de strakke lijn naar het einde toe los.
Dat ‘Random Patterns’ met veertig minuten voor vier tracks toch blijft boeien, is mede te danken aan de anders geprofileerde nummers in het midden. ‘Modern Past Rant’ vertrekt vanuit dreunende akkoorden en de bijbehorende pulsen die een eigen leven gaan leiden, alvorens De Blonde de muzikale veranderingen sneller op elkaar laat volgen.
‘Mantra Portends’ is dan weer het meest opvallend gelaagde nummer van de cd, waarbij eveneens een spel met dynamiek en helderheid gespeeld wordt en Köhn weer een andere invalshoek voor zijn repetitieve muziek neemt. Hier en daar schurkt hij wat tegen het melodische materiaal van Mike Oldfields ‘Tubular Bells’ aan, maar meer dan een zijdelings contact wordt het nooit.
Grote ogen zullen er bij het beluisteren van ‘Random Patterns’ niet getrokken worden. De huis-tuin-en-keuken attitude van het album (die tevens doorgetrokken wordt in de door De Blonde zelf met viltstiften ontworpen cover) geven het echter een frisheid mee die gecombineerd met de intrinsieke muzikaliteit van De Blonde weer een mooi plaatje oplevert.