I Will Not Stand Alone’ staat op de website van de Iranees Kayhan Kalhor nog steeds vermeld als een nog te verschijnen album. De muziek gaat bij Kalhor duidelijk voor op het onderhoud van zijn website, en daar kan een muziekliefhebber na het beluisteren van deze cd alleen maar gelukkig om zijn.
Kalhor is hier niet te horen op zijn vertrouwde kamancheh (een Perzisch, vioolachtige instrument dat rechtop geplaatst wordt bij het spelen), maar op een daarvan afgeleide en speciaal voor hem gebouwde vijfsnarige shah kaman. Het timbre van het instrument in de laagte is dat van een hese alt, in de hoogte klinkt het gaver, wat meteen heel wat expressieve mogelijkheden biedt.
Kalhor wordt begeleid door zijn landgenoot Ali Bahrami Fard op bassantour, een dulcimer met 96 snaren. Dat dit instrument qua tessituur en virtuositeit meer mogelijkheden heeft dan de shah kaman belet niet dat het wel degelijk Kalhor is die hier de toon zet, al doet hij dat in een wondermooie tweespraak met zijn collega. Het samenspel in de metrisch vrije passages en de snelle stukken, de vluchtige imitaties en de delicate balans tussen de twee kwetsbare klankkleuren doen de grens tussen compositie en improvisatie vervagen en laten horen welke natuurlijke klasse de twee muzikanten in huis hebben.
In de tekst bij de cd omschrijft Kalhor de muziek als een meditatie op een van de moeilijkste en donkerste periodes in zijn leven. Zoiets is natuurlijk altijd mooi als verhaaltje, maar wat hij in het openende ‘Between the Heavens and Me’ laat horen, grijpt de luisteraar inderdaad naar de keel. De muziek is melodisch buitengewoon eenvoudig, maar wordt gespeeld met zo’n lange spanningsbogen dat toehoorders gedwongen worden mee te gaan in het verhaal: Kalhor en Bahrami Fard zetten de tijd stil en de schoonheid van wat ze spelen wordt haast schrijnend.
Een zelfde muzikale eenvoud siert ook ‘Where Are You’: in de traag zwevende melodie volgt de santour de shah kaman als een schaduw tot de eerste plots voor een duidelijke, snellere groove kiest. De muziek lijkt de luisteraar nu stevig bij de arm te pakken om iets te tonen. De muzikanten vinden elkaar in een steeds heftiger wordende ritmiek waarbij de zachte dynamiek van de shah kaman niet stoort: die mag dan niet hetzelfde volume halen als de santour, maar de wervelingen en de vrijgekomen energie compenseren het gebrek aan decibels.
Van dan af wisselen en schipperen de twee muzikanten constant tussen de roterende energie en de eindeloos lange melodielijnen. In een suite van vijf in elkaar overlopende stukken verschijnt Kahlor als een dreinende folkviool (‘The Laziest Summer Afternoon’), neemt hij zowel melodie als begeleiding voor zijn rekening, als in een cellosuite van Bach (‘Hear Me Cry’) of gaat hij melodisch door merg en been (‘Here I Am Alone Again’). De betovering lijkt eindeloos te duren.
Het afsluitende ‘I Will Not Stand Alone’ is de bekroning van de hele cd. Waar die eerder bedrukt begon, lijkt Kalhor hier zijn rug te rechten. Met opzwepende tremolo’s, razende motiefjes, cirkelende thema’s en een miniatuursamenspel vol kortgeknipte bewegingen razen Kahlor en Bahrami Fard over de luisteraar. Niet in een opwelling van blinde virtuositeit, maar met een emotionele geladenheid die, net als het pakkende begin, laat horen dat muziek kan pakken zonder tranerig of euforisch te moeten worden. Eenzame klasse.