De lievelingen uit Leicester laten zich nog eens opmerken. Een dik jaar na de wat mager onthaalde, vierde studioplaat ‘Velociraptor’, na een dijk van een festivalseizoen met passage op Leeds, Reading en voor het tweede jaar op rij van Rock Werchter, laat het kwintet nog even zien waar het live toe in staat is. De band heeft met zijn catchy, door elektronische ritmen voortgedreven indiesongs en zijn wat dwarsliggende Oasis-attitude de wereld op zak. Bewijs hiervan is deze show voor een tot de nok gevulde, volledig uitverkocht O2 stadion in Londen eind vorig jaar, waar 20.000 fans de vele meezingmomenten vocaal versterkten.
Kasabian zoekt – zoals veel Britse milenniumhypes – een combinatie van hip klinkende gitaarsongs met tegendraadse dansritmen, glijdende zanglijnen en gecontroleerd, scherend gitaarwerk. De knipoog naar de brug die bands als The Stone Roses of Happy Mondays een dik decennium ervoor sloegen door danceritmen te infiltreren in britpop en zo de ravescene nieuw leven in te blazen, is erg groot. De zoektocht naar hitpotentieel lijkt daarbij al eens te primeren boven inventiviteit, hoewel het bijna tien jaar oud, titelloos debuut van de band nog steeds opvallend fris klinkt.
De band teert duidelijk op voorspelbaarheid, tot jolijt van de fans. De vogelverschrikkeroutfit van bassist Chris Edwards die schril contrasteert met de Pet Shop Boys-achtige look van frontman Tom Meighan is zowat het meest ophefmakend aan dit concert. Accenten van trompet en saxofoon die subtiel wat extra accent en livewaarde steken in de vlot verteerbare liedjes van Kasabian, zijn wat doorzichtig en weinig echt verrijkend. Niet dat het geen goede liveshow oplevert natuurlijk. Een boel lasers en blitse visuals toveren deze concertmastodont vaak om in een collectieve discotheek. De band doet echter weinig moeite een extra dimensie te bouwen onder de al ruim gekende albumversies van zijn repertoire. Languit mokerende songstructuren waarin volle slagen op de toms de beat aangeven, gitaren die netjes in tegenritme gaan en de zoete melodieën klinken Britser dan Brits. Koppel dat aan een dof echoënde, details verdoezelende stadionsound en erg weinig interactie en de boot dreigt wat water te scheppen.
Kasabian probeert wel. Het akkoordenschema van ‘Underdog’ is niet enkel een stadion meer dan waardig, maar het kort uitglijdende intermezzo waarin Edwards zijn meest psychedelische kant toont in een stukje schijn-gejam, biedt toch even dat tikkeltje extra. En er zijn ook de hoogvliegers waar iedereen mee keelt, zoals ‘Where did All the Love Go’ (verrijkt met glijdende keys), ‘Clubfoot’ of ‘Thick as Thieves’ (op akoestische gitaar) die netjes verdeeld werden over de setlist. In ‘I.D.’, een van de topsongs van het debuut, durft het gezelschap ook een langere intro te voorzien met haperende cyborgkeys en hoekige clubbeats, om toch een halve minuut van het “we play hits”-schema af te wijken.
Halverwege de show mogen nog vier vrij leuk ogende, vrouwelijke violistes op podium komen en een impressionante klarinetspeler, die het behangpapier van deze muziek nog een beetje aandikken en slechts tien seconden in beeld komen.
Alle hippe songs, devote fans en internationale uitstraling ten spijt, overtuigt deze concertregistratie niet echt. De acht jaar oude liveregistratie in Brixton Academy kwam een stuk spontaner over. Iedereen mag nog een achttal minuten meefluiten met ‘Fire’, het spelletje van iedereen gaat neerzitten en springt bij het refrein recht, wordt nog even gespeeld en dan mogen de wild wippende Britten gelukkig naar huis gaan. Voor 20.000 mensen bevat deze dvd dan allicht ook een pracht van een herinnering, verrijkt met een korte documentaire achter de schermen die al even georkestreerd lijkt dan deze show. Veel meer dan een verzameling leuke liedjes is het echter niet.