Wie spreekt over toetsenist Jozef Dumoulin haalt al te vaak het cliché van de "eeuwige zoeker" uit de kast. Toch is het moeilijk deze telg uit een groot Izegems gezin anders te typeren. Hij studeerde bij onder meer Nathalie Loriers en de befaamde John Taylor, maar zou zich na zijn opleiding in een mum van tijd in een totaal andere richting ontwikkelen. Hij werd binnen de Belgische jazzscène berucht omwille van zijn experimenteerdrift met allerhande keyboards en van dat streven naar een eigen geluid ver voorbij het conventionele draagt Dumoulins oeuvre tot op heden nog steeds de vruchten. Zijn vorige album, als leider van de door hem opgerichte groep Lidlboj, was het schitterende 'Trees are always right', in een sterk elektronica-gericht kwartet met vocaliste Lynn Cassiers, baritonsaxofonist Bo Van Der Werf en drummer Eric Thielemans, stuk voor stuk uitgerust van laptop en bij Cassiers nog uitgebreid met een loopstation. De mengelmoes van stijlen werd uiteindelijk een macaber, complex klanktapijt waarin de verschillende musici onderling constant bleven roeren. In vergelijking is de opvolger, 'Rainbow Boy', eerder opgevat als een introspectieve reis die sterker draait rond Dumoulin zelf. Hij heeft naar eigen zeggen gestreefd naar een genreoverschrijdend geluid waarin zowel elektronica, avant-garde, jazz als pop moest te horen zijn. Dat is hem gelukt, en de noemer dekt zelfs niet eens alle ladingen, want het leuke 'Fuga X' roept herinneringen op aan de fugatische techniek van de klassieke muziek en de repetitieve cellen uit 'Asia (aka La Pivellina)' hebben dan weer iets weg van de betere house.
Toch is Dumoulins stijl veel meer dan een samenraapsel van verschillende invloeden. De inmiddels in Parijs woonachtige Belg heeft een heel eigenzinnige collage gemaakt van de diverse stijlen en weeft daar nog eens de hem typerende, razendsnelle improvisaties doorheen. Het geheel klinkt bijzonder coherent, want de sound concentreert zich vanaf bassist Trevor Dunns eerste tot en met zijn laatste noten rond een duister kantje van de menselijke ziel. In die zin zet de boosaardige en tegelijk feeërieke sfeer van Lidlboj zich in deze formatie verder: de hoge tonen van de Fender Rhodes penetreren de logge klankbrij van Dunn nooit helemaal, maar lijken er zweverig over te buitelen, waardoor helder en obscuur als het ware naast elkaar kunnen blijven bestaan. 'Rainbow Boy' is overigens een ingewikkelde stijloefening geworden, want ondanks het herkenbare geluid van de plaat waaieren verschillende nummers toch gans andere kanten uit. Wat dat betreft heeft Dumoulin gelukkig nog steeds Eric Thielemans aan zijn zijde, die alweer een strak vlechtwerk van partijen neerlegt die even vaak ontwrichten als ze orde lijken te scheppen. Trever Dunn lijkt meer individueel gericht en rammelt heel vloeiende lijnen uit zijn elektrische bas.
Is 'Rainbow Boy' een groot avontuur? Absoluut. Alleen kan het album niet in even sterke mate beklijven als zijn voorganger. Korte nummers als 'For The Monsters Under Our Beds' en 'Somayeh' zijn in die mate experimenteel dat ze het concrete en benoembare totaal achter zich laten. Dumoulin tovert op deze plaat overigens vaker moeilijk te bevatten klanken uit zijn keyboards, die zich binnen de nummers afzonderlijk bovendien amper lijken te ontwikkelen. Tijdens dergelijke passages lijkt 'Rainbow Boy' een ambitieuze soundscape. Om echt te beklijven vorderen de ideeën wat traag en blijven de ijle klanken in het rond zweven, zonder echt hart, hoofd of nekvel te beroeren. Op de momenten dat het Jozef Dumoulin Trio weigert rond te dobberen zonder aanleghaven in zicht, wordt 'Rainbow Boy' een ontzettend interessante plaat. Momenteel kent 'Rainbow Boy' veel toppen, maar helaas ook enkele dalen.