Met ‘The Seven Deadly Sins’ brengt tubaspeler Joseph Daley een conceptplaat uit die gewijd is aan een schilderijenreeks van Wade Schuman. Schuman verbeeldde in de jaren negentig de zeven hoofdzonden aan de hand van muterende insekten en dieren, spiegelbeelden en surrealistisch symbolisme à la Magritte. Schumans schilderijen worden afgebeeld in het cd-boekje waardoor Daleys composities meer richting krijgen. Als componist gaat Daley helemaal op in de fantasierijke beeldtaal en de complementaire aardkleuren die Schuman in zijn werk heeft gebruikt en reflecteert die fantastisch in zijn Earth Tones Ensemble. Magistraal ontvouwt de klankkleur zich. Het lage register ploetert diep in de aarde: baritonsax, contrabasklarinet, een bataljon tuba’s, een sarrusfoon (een dubbelrietige saxofoon), bastrombone, contrabas, Franse hoorns...  ze geven  de zeven hoofdzonden een rauwe ondertoon mee.

Daley ontpopt zich op deze plaat als een uitstekend componist wiens werk terecht wordt vergeleken met het Ellington, Charles Mingus of Olivier Nelson. Daley houdt van een lekkere groove (Nelson), Ellingtoniaanse arrangementen en heeft een voorliefde voor de lage klanken. Mingus was één van de eerste die de contrabas een complete stem gaf. Daley volgt hem daar in en laat de bassen de diepe geneugtes van de zonde bezingen, soms heel donker, soms ondeugend. Aangetrokken door de donkere kant van de zonde, blijft Daley echter te vaak wat steken in het katholieke keurslijf ervan.

Waar het werk van Mingus toch ook een confrontatie is van persoonlijkheden en ideëen, gaat het er bij Daley properder aan toe. Het conflict is er, maar het is te duidelijk dat die clash op papier is ontstaan, waardoor de composities vaak minder oprecht overkomen. De absolute perfectie waarmee The Earth Tones Ensemble de plaat inspeelt, is indrukwekkend, maar komt soms ook weer ietwat steriel over.

De plaat opent met ‘Invidia (Envy)’. Een lelijke bruingroene kiwi zonder vleugels wordt door schilder Schuman gespiegeld door een levendige, kleurige parkiet. Daley begint zijn nummer met de aardkleuren van de kiwi. Langgerekte, symfonische harmonieën wekken een triestige, neurotische treurmars van de kleine lelijke kiwi, de vogel die niet kan vliegen. Dan vliegt plots een bonte parkiet voorbij als Daley een vettige groove inzet die zo uit de score van een blaxploitation-film zou kunnen komen. Diepe basaccenten worden beantwoord door flitsende akkoorden van de trompetten en een episch thema.

‘Avarita (Avarice)’ begint als een intieme ballad waarin de baritonsax een hoofdrol krijgt in een thema dat vol klezmerinvloeden zit. Het contrast tussen de mooi afgelijnde harmonieën en uitgewerkte melodieën en het gepruttel waarmee het volgende nummer ‘Gula (Gluttony)’ van start gaat, werkt verademend. Na de absolute perfectie gaan de lage blazers op zoek naar de meest digestieve, opgeblazen diepe klanken van hun instrument. Terwijl de bassen lekker zompig willen verder doen, komt een sambabel de boel opvrolijken voor een té afgelikt en repetitief thema.

‘Lechery (Lust)’ is het meest heroïsche nummer op de plaat en is een directe ode aan Charles. De compositie begint met een gelijkaardige structuur als één van Mingus’ interessantste werken, ‘Haitian Fight Song’. De bassolo op Daley’s werk verwijst rechtstreeks naar de legendarische solo van de basgrootmeester met gelijkaardige versieringen in dezelfde toonaard. Net als bij Mingus opent een tamboerijn na een dikke minuut de weg voor de blazers. De lage koperblazers zetten een trage basisgroove waarover Daley laag na laag melodieën, kleuren en texturen tegen elkaar uitspeelt. Lustig kronkelen ze over elkaar als geile lijven die nu eens het verlengde van elkaar zijn, dan weer slijmerig in elkaar vloeien of woest uit elkaar worden gedreven. Prachtige melodieën gaan over in dichte, stormachtige, vaak atonale improvisaties waarin de muzikanten voor het eerste een enorme vrijheid krijgen en die gretig aangrijpen.

Ook in de solo’s brengt Daley de muzikanten vaak per twee naar voren waarna ze in een geladen duel uitbarsten. De vettige trompetklank knokt een rondje met de zuivere, hoge registers van een kompaan. Pianist Gumbs en vibrafonist Smith zoeken in hun duet al snel de donkere kant van de spontaniteit op. Smith wringt zich geweldadig door de het dichte arpeggioweb van Web waarna ze samen in een ondeugende contrapunt eindigen.

Daley begint als Mingus, grijpt terug naar Mingus, maar slaagt erin om naast de overduidelijke referenties ook een eigen narratief neer te zetten die niet alleen knap ineen zit, maar voor het eerst op de plaat echt buiten de lijntjes durft te kleuren.

De tweede compositie op de plaat, ‘Ballade of the Fallen African Warrior’, evoceert drieëntwintig minuten een complexe donkere wereld die vol ritmische en harmonische hoogstandjes zit. Het stuk evolueert van een grimmige triestheid over naar een vrolijker verhaal dat eindigt in een episch einde. Een knap stuk dat echter op een aparte plaat had moeten staan om volledig tot zijn recht te komen.

The Seven Deadly Sins is een sterke conceptplaat waarop Joseph Daley er in slaagt om een bonte verzameling aan kleuren (van het lage gebrom van baritonsax en tuba naar de hoge registers van de trompet ) een plaats te geven zonder ooit té bombastisch of kitscherig te worden. Het zevendelige stuk vloeit door de zeven hoofdzonde en incorporeert een amalgaan aan gulzig invloeden. De perfectie que productie, samenspel en compositie kan soms wat klinisch overkomen, maar gelukkig bouwt Daley soms vrijere momenten in, net genoeg om het individu aan het woord te laten komen en even te ontstappen aan het papieren keurslijf. ‘The Seven Deadly Sins’ is een rijke, volle plaat die vol goede ideeën staat, die strak worden uitgevoerd en in hun vrijere momenten huiveringwekkend mooi kunnen zijn.

 

Meer over Jospeh Daley & Earth Tones Ensemble


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.