Er was al enige jaren sprake van, maar uiteindelijk heeft het geduurd tot in 2009 voor de verzamelde strijkkwartetten van de Britse componist Jonathan Harvey integraal op cd verschenen. Dat de opnames gerealiseerd werden door het Arditti Quartet mag niet verbazen. Het kwartet heeft zich al meermaals laten opmerken als een pleitbezorger voor Harvey's muziek en het grootste gedeelte van de hier opgenomen werken werd speciaal voor het ensemble geschreven.
Harvey is een van die uitzonderlijke componisten die er in slagen muziek te schrijven die tot de verbeelding spreekt, zonder te moeten vluchten in effecten. Ook wanneer hij elektronica gebruikt, klinkt zijn muziek heel organisch en spontaan. Toch zijn de werken resoluut compromisloos. Dissonanten krijgen de vrije ruimte, maar klinken natuurlijk en muzikaal, alsof de grens met de consonanten vervaagt, een effect dat vaker opduikt bij de betere spectrale componisten.
De stukken die hier opgenomen werden, lijken zich op verschillende niveaus af te spelen: van de complexiteit van labyrintische polyfonie en de verwerking van het melodische materiaal tot een bijna kinderlijke verwondering voor de mysterieuze sound die een "eenvoudig" strijkkwartet kan ontwikkelen. Of het nu gaat om pizzicato's, glissandi, flageoletten of col legno spel, alles wordt mooi geïntegreerd in muzikale discours. Technieken zijn voor Harvey gaan trucs, maar elementen van een vocabularium dat hem in staat stelt muzikaal intrigerende en menselijk doorvoelde muziek te schrijven. Die muziek lijkt vaak uit het niets op te komen en keert er ook geregeld naar terug, waardoor ze een mysterieus aura uitstraalt, zonder gebruik te maken van semimeditatieve kunstgrepen.
De verzamelde strijkkwartetten en het strijktrio overspannen een periode van meer dan een kwarteeuw muziek. Toch is in alle werken een componist te horen die perfect beheerst schrijft en die weet welk resultaat hij nastreeft. De muziek evolueert en vervelt, waarbij de ene beweging natuurlijk uit de andere voorkomt. Dat het Arditti Quartet een evenredige controle en beheersing aan de dag legt, maakt van de tandem Harvey/Arditti een muzikaal dreamteam met alle gevolgen van dien voor deze dubbellaar.
Het eerste strijkkwartet (uit 1977, toen Harvey 38 was) doemt op uit een harmonische, glinsterende nevel (alsof fonkelende sterren door de nevelsluier heen prikken) en maakt gebruik van een uitgesponnen melodie die later terugkeert, ontbindt en transformeert. Zo laat het werk van meet af aan een Harvey horen die lyriek perfect kan versnijden met grilligheid en moderne technieken. In het tweede strijkkwartet (1988) lijkt hij te onderzoeken hoe de verschillende instrumenten van het kwartet zich tot elkaar kunnen verhouden. Hierdoor ontstaan er grote contrasten tussen passages waarin de vier elk een heel eigen weg gaan, melodische fragmenten waarbij een de leiding neemt en de rest begeleidt en statische akkoorden waarin de muziek lijkt te bevriezen. Ook hier neemt de muziek de vorm aan van een continu proces, waarbij die afwisselend bevriest, ontdooit of openbreekt.
Voor zijn derde strijkkwartet uit 1995 (het enige dat niet geschreven werd in opdracht van Arditti) gebruikt Harvey een heel andere opbouw. De muziek beweegt zich op het ritme van trage slingerbewegingen van een enorme pendule. Eilanden van geluid worden omgeven door stiltes. Het stuk begint, fladderend in het onbestemde en dwaalt gedurende de ontwikkeling verder af van de "klassieke" strijkidioom dan bij de voorgangers het geval was. Ruisende, glijdende en fluitende klanken zorgen, in combinatie met de slingerende structuur, voor een mysterieus klankspel.
Op de tweede cd wordt de chronologische opbouw van het programma verlaten, waardoor eerst het 'String Trio' uit 2004 te horen is. Dit werk laat het duidelijkst horen hoe sterk Harvey beïnvloed is door een brede muziekcultuur. Volksmelodieën en Chinees aandoende pentatonieken staan naast grote contrasten in toonhoogte die naar Ligeti lijken te verwijzen. De strijkers worden expliciet percussief gebruikt en het trio krijgt een duidelijk dansend slot aangemeten.
Door het vooruitschuiven van het trio krijgt het vierde strijkkwartet de eer om de dubbel-cd te beëindigen. Voor dit stuk uit 2003 combineert Harvey de akoestische strijkers met live elektronica, hier gerealiseerd door Gilbert Nouno. Het resultaat is verbluffend: strijkers en elektronica liggen naadloos in elkaars verlengde en vormen zo een perfect sluitend geheel. De elektronica snijdt en zwiept van het linkse naar het rechtse kanaal, waarbij de klank van de akoestische strijkers verhakkeld, uitgerekt en geperforeerd wordt. In de structuur, die uit verschillende, duidelijk te onderscheiden delen bestaat, refereert Harvey naar elementen uit het boeddhisme, een levenswijze die hij overigens al jaren praktiseert. Het muzikale resultaat is een werk van een ontroerende schoonheid, waarbij het slot de kroon op het werk zet. De ingehouden spanning van zachte klankvelden (die als golven aanspoelen op het strand) zorgt voor een sfeer die neigt naar het mysterieuze van Brittens 'Peter Grimes'. Vanaf dat punt ontwikkelt zich een tocht vol beweging die uitgeeft op een polyfone passage waarbij de elektronica volwaardige meespeelt. In melodische lijnen trekt de muziek geleidelijk aan omhoog waarbij een brede frase van de viool het kristalheldere hoogtepunt vormt. Met de staat van "verlichting" is het vierde strijkkwartet op het punt gekomen om op te lossen in een hemelse nevel.
Normaliter is een werk als het vierde strijkkwartet al een reden om de geschiedenisboekjes te halen. Harvey omgeeft het echter al decennia met stukken die even mooi en intrigerend zijn. En daarvan is deze verzameling strijkermuziek (nog maar eens) een bewijs.
Meer over Jonathan Harvey
Verder bij Kwadratuur
Interessante links