Saxofonist Jon Irabagon leerden we de voorbije jaren vooral kennen als lid van Mostly Other People Do the Killing (afgekort MOPDTK), een kwartet berucht om zijn roekeloze en enigszins anarchistische benadering van de jazztraditie. Op zijn eigen platen durft de Amerikaan ook wel eens tegen de schenen te schoppen van het establishment, zo blijkt uit zijn lichtjes absurde jazzexperiment ‘Foxy’.
Uitgangspunt op deze plaat is het in jazz en blues veelgebruikte zestien maten-patroon, dat gedurende de lengte van de cd non-stop wordt herhaald in een poging het op een of andere manier uit te putten. Vergeefse moeite, want Irabagon toetert de plaat klaarblijkelijk zonder problemen vol en dat na een kleine tachtig minuten van ononderbroken en bijzonder intensief samenspel met bassist Peter Brendler (die hier waarschijnlijk een nieuw wereldrecord walking bass vestigt) en de legendarische drummer Barry Altschul.
Een echt doel was het natuurlijk niet, dat uitputten van de zogenaamde “sixteen bar form”. ‘Foxy’ moet dan ook eerder worden opgevat als een experiment, bedoeld om de creativiteit van het trio binnen een afgelijnde context tot het uiterste te drijven. Daarin slaagt de groep met vlag en wimpel. Het trio knalt bijna tachtig minuten rechtdoor, zonder een moment van twijfel of aarzeling en zonder ooit de bodem van het ideeënvat te bereiken. Er worden gedurende de rit wel eens thema’s of frasen hernomen en ook citaten passeren de revue, maar nergens wordt de indruk gewekt dat het trio op automatische piloot speelt. De krachten worden daarbij overigens niet gespaard. Irabagon en co gaan al vroeg op de plaat in het rood en houden het vuur er voortdurend in, wat vooral de verdienste is van een onvermoeibare Brendler en een kletterend swingende Altschul
De creativiteit kent hier duidelijk geen grenzen. Irabagon (die een uur en twintig minuten non-stop soleert op tenorsax!) blaast zijn longen binnenstebuiten met soms heel conventionele boplijnen die worden afgewisseld met herhaalde, sputterende sequenties of een portie overblazen. Als een razende vliegt hij door de registers om dan plots heel gedisciplineerd melodieuze rondjes te draaien met de ritmesectie. Brendler houdt zich uitsluitend bezig met het harmonieuze kader maar weet zich ook kostelijk te amuseren met het enthousiaste werk van Altschul. Met zijn veelvuldig en nadrukkelijk gebruik van de cimbalen roept de 68-jarige drummer de herinnering op aan Elvin Jones, niet meteen een stijl waarmee men hem zou associëren gezien zijn werk aan de zijde van Anthony Braxton en binnen de avant-gardesupergroep Circle, met Chick Corea en Dave Holland.
Slechts op één moment wekt Irabagon de schijn dat hij noodgedwongen moet terugschakelen. Op de tiende track (de opname werd ruw opgesplitst in twaalf stukken) lijkt de motor even oververhit en haalt hij de voet van het gaspedaal, waarna de meest verrassende wending op de plaat volgt. Terwijl het tempo nergens anders een noemenswaardige wijziging ondergaat, weerklinkt hier plots een trage blues. Niet voor lang overigens, want twee minuten later wordt de pees er terug opgelegd met een verdubbeling van het tempo.
En dan zit het er plots op. Heel abrupt en terwijl de groep nog in volle actie is wordt de opnameband stopgezet. Pas op dat moment, wanneer de luidsprekers nog nasmeulen, sijpelt het besef door dat ‘Foxy’ niet alleen muzikaal maar ook fysiek een zelden geziene krachttoer is. Het mag dan misschien een dwaze stunt zijn waarop velen de tanden zullen stukbijten, maar voor deze prestatie nemen wij onze hoed af.