Johnny Dowd is een Amerikaan die in 1948 werd geboren in een middelgrote stad in Texas. Tijdens zijn jeugd en jonge jaren verbleef hij achtereenvolgens in Memphis, Oklahoma en Californië alvorens zich in 1970 uiteindelijk in Ithica, New York te vestigen, waar hij nog steeds woont. Daar stampte hij eigenhandig een verhuisbedrijfje uit de grond, wat zijn leven zou blijven beheersen tot diep in de jaren negentig. Ondanks dat hij voordien de stuwende kracht was van de in 1970 ontstane The Jokers – later omgevormd tot The Neon Baptist – bleef het duren tot 1995 vooraleer Dowd zijn eerste cassettes opnam. Dit gebeurde onder zijn eigen naam en vanaf dat moment zou muziek zijn leven gaan beheersen. Deze nummers werden opnieuw ingeblikt voor wat later zijn officiële debuut ‘Wrong Side Of Memphis’ zou worden. Door het succes kreeg het aanvankelijk in eigen beheer uitgebrachte album dan ook achtereenvolgens een Noord-Amerikaanse en Europese verdeling.
Sindsdien boert Johnny Dowd vrij goed in het muzieklandschap. Zo kwam hij in het voorjaar van 2012 op de proppen met ‘No Regrets’, ondertussen al zijn twaalfde (!) studioalbum. Hierop lijkt hij bovendien een nieuw steegje in te trekken én dat doet hij niet alleen. Op zijn weg laat hij zich namelijk leiden door vijftien vrouwmensen. Dit zijn naar eigen zeggen “de vrouwen die hij gekend heeft, waarover hij fantaseerde, die hij op tv zag en van wie hij bovenal nog steeds houdt”. Deze dames vormen niet enkel de spraakstof, ook zijn ze – in de vorm van vijf lijfelijke voorbeelden – verschillende malen te horen op het album.
Een uitstekend voorbeeld vormt opener ‘Betty’, wat verwarrend met telefoongerinkel start en al vlug op sleeptouw genomen wordt door de vette klanken van een antieke drummachine. Verder evolueert het nummer richting een vertelsel waarbij een leren jekker centraal staat. Van een vetter sausje voorzien – inclusief de nodige elektronica – is ‘Emily/Meryl’, waarvan Dowds oorspronkelijke rootsmuziek mijlenver verwijderd is. Meer in de buurt van deze traditie komt hij met het donkere ‘Billie’ (wat in de verte refereert aan Eels in zijn begindagen, alsook aan zijn kameraad Jim White) en het lichtende duet ‘Sherry’.
Een ander vlezig triootje vormt het bevreemdende, met een elektrosausje bestreken ‘Miranda’, het door zijn eenvoud versierde ‘Susan’ (over een stripper in Atlanta…) en het robuuste, maar oh zo charmante ‘Rita’.
Verder springt Johnny Dowd nog snel eens binnen bij de zwoele dames ‘Juanita/Rita’, zonder dat hij kan kiezen tussen de twee. Noemenswaardiger is echter zijn passage bij ‘Nancy’. Een donker en hoekig lied over blauwe ogen dat bovenal blijft hangen. ‘Ella’ vormt de grootste plakker van het album. Tekstueel noch muzikaal (wel een héérlijk orgeltje) is dit een hoogvlieger, maar dat is niet nodig om zich voor enkele dagen half rappend tussen oren te nestelen. Verder speelt Johnny Dowd het spel uit met ‘Abigail’ (“Your name is Abigail / Abi for sure / I’ve should have been the horse that pulled your car / You are right / I was wrong / This isn’t an apology in the form of a song”), het schurende ‘Linda’ en het lome ‘Candy’.
Johnny Dowd profileert zich op ‘No Regrets’ razend ambitieus en toont daarbij een gigantisch enthousiasme en uitzonderlijke creatieve geest. De vrolijke muziekmix die hij zo presenteert, huppelt gezapig voorbij en bevat nauwelijks – de thematiek daar gelaten – hints dat Dowd er al meer dan de helft van zijn leven op zitten heeft.