Cage aanhalen is bon ton in zowat alle muziekmiddens, zowel binnen de wereld van de klassieke wereld, de jazz of de rock en pop die naast de mainstream leeft. Vaak blijft de interesse voor de muziek van deze eigenzinnige Amerikaanse componist echter steken in een vage notie van de eigen(aardig)heden van zijn muziek: prepared piano, aleatoriek en natuurlijk het onvermijdelijke 4’33”. Dat de muziek van Cage vaak verrassend mooie resultaten kan opleveren, wordt daarbij al eens vergeten. Deze release in de ‘Old School’ reeks van Zeitkratzer zal hopelijk menig geheugen opfrissen.
Zeitkratzer is hier te horen in drie late werken van Cage, waaronder twee number pieces: stukken waarvan de titel bestaat uit één of meerdere getallen die objectieve informatie geven over het stuk. ‘Four6’ betekent de zesde compositie voor vier muzikanten, die zelf kiezen welke instrumenten of geluidsgeneratoren ze zullen gebruiken.
In deze stukken werkt Cage met het systeem van de time brackets, waarbij de muzikant tijdsaanduidingen krijgt wanneer hij met een bepaalde klank, ritme of melodie moet beginnen en eindigen. De aanduidingen zijn meestal bij benadering waardoor elke uitvoering (zeker in combinatie met de vrije bezetting) anders zal klinken.
Hoe fascinerend het resultaat kan zijn, is te horen in ‘Four6’ dat gedurende een half uur verschillende klanklagen rustig over elkaar laat schuiven. De luisteraar ondergaat het geluid alsof hij een constante, trage camerazwenking van 360° van een neutrale omgeving bekijkt: geen montage en geen belichting.
Het knappe en constant boeiende verloop van het werk wordt versterkt door het verdubbelen van de bezetting (iedere partij wordt gespeeld door twee instrumenten) en het klankenarsenaal waar zuiver gespeelde tonen naast noise-achtige, soms quasi elektronische geluiden staan: geen beter ensemble dan Zeitkratzer om dit effect te genereren. Met akoestische instrumenten worden de klanklagen zo van contrasterende oppervlakken voorzien: nu eens heel gaaf, dan weer ruw gekarteld waarbij industrieel slijpende klanken of ratelende katrollen over wetenschappelijk cleane tonen schuiven.
Het tweede stuk, ‘Five’ – met vijf minuten het kortste van de cd – verloopt volgens een gelijkaardig procedé, maar evolueert sneller. Door meer te focussen op “zuivere” tonen wordt het harmonisch weefsel dominanter, maar het gedetailleerde geluid is er niet minder om. Net als bij ‘Four6’ lijkt de luisteraar de muziek onder een microscoop waar te nemen en wordt het publiek helemaal door het geluid opgezogen. De stilte die volgt op beide composities is dan ook bijna even pakkend als de muziek zelf.
Het afsluitende ‘Hymnkus’ heeft helaas niet dezelfde impact. Het werk bestaat uit verschillende herhaalde reeksen van klanken die hier resulteren in een strompelend, onregelmatig metrum en harmonische velden met duidelijke herkenningspunten door de herhalingen. Af en toe komt er plots een klank aan de oppervlakte die daarvoor wat verborgen bleef achter de andere partijen, maar even verrassend als de vorige stukken klinkt ‘Hymnkus’ nooit. De lange duur – op de kop af dertig minuten – maakt het werk net boeiender, waardoor deze release van Zeitkratzer met een anticlimax eindigt. Zeker in vergelijking met de knappe 35 minuten die ervoor te horen zijn.