De sensatie zal allicht weinig jazzliefhebbers helemaal vreemd zijn: het beginnen trillen van vreugde wanneer een schijfje van een aantal fantastische instrumentalisten die samen de studio zijn ingedoken plechtig in de cd-lader wordt geschoven. Wanneer het om een gelegenheidsformatie gaat, durft de ervaring echter al eens tegenvallen, of op zijn minst niet tippen aan de verwachtingen. Hetzelfde fenomeen als bij nationale voetbalteams, waarin elf getalenteerde spelers er soms helemaal niet in slaagt goed te communiceren en de bal te laten rondgaan, keert terug bij jazzmuzikanten: ego's botsen, inspireren elkaar niet en er wordt maar wat luizig geïmproviseerd in een set die voor de luisteraar nog minder boeiend is dan voor de betrokken partijen zelf. Gelukkig is een dergelijk scenario niet aan de orde bij het John Abercrombie Quartet, dat er moeiteloos in lijkt te slagen een intiem, door en door gezellig album bij elkaar te spelen waarin composities van de groten der aarde afgewisseld worden met werk van Abercrombie zelf.
De medebandleden waar terecht al meer dan een decennium vol lof over wordt gesproken, zijn Joe Lovano, Drew Gress en Joey Baron. Die laatste is een graag geziene gast in de kringen rond John Zorn, maar daarnaast heeft hij een heel aantal minder gewaagde projecten lopen. Daarin is hij niet de stuwende factor van dienst, maar iemand die, net als hier, op een weinig nadrukkelijke manier het geluid van een groep toch discreet kan volstoppen met prikkels, die voor de improvisator een dankbare aanvulling vormen op het tapijt van waaruit een solo opstijgt. Drew Gress (op de contrabas) is dan weer een bassist die de laatste jaren zowat overal opdook, met Uri Caine en Fred Hersch als twee centrale figuren in zijn bijzonder omvangrijke oeuvre. Joe Lovano vervolledigt op zijn beurt het kwartet, iemand die tevens in allerhande contexten kan worden ontdekt: als uitbreiding bij John Zorns Masada, maar ook in veel conventionelere bezettingen waarin hij als sideman meedraait. In zijn eigen projecten legt duizendpoot Lovano sterk de nadruk op compositie, hoewel hij over de gave beschikt te weten wanneer hij zijn kompanen kan loslaten. Zonder overdrijven kan gesteld worden dat Lovano's eigen albums de laatste jaren de Blue Note-releases zijn waar door jazzliefhebbers het meest reikhalzend naar wordt uitgekeken.
Met John Zorn als referentie zou de muziek op 'Within A Song' als de bliksem kunnen inslaan. Niets is echter minder waar, en de reputatie van Abercrombie kennende verbaast dat niet. Met zijn ronde, warmbloedige en weinig scherpe klank is de gitarist niet iemand door wie een publiek zomaar wordt weggeblazen. Voor deze opname haalde hij de mosterd overigens bij de jazz uit de jaren '60, waar hij hier op een stille, respectvolle manier een ode aan brengt. Dat er stukken van Ornette Coleman of John Coltrane worden gespeeld, betekent niet dat er oorverdovend kabaal ontstaat. Precies in klassiekers als Miles Davis' parel 'Flamenco Sketches', Colemans' door en door humoristische 'Blues Connotations' of Coltrane's verstilde 'Wise One' toont dit kwartet optimaal waartoe het in staat is. Dat laatste nummer laat Abercrombie bijvoorbeeld vanuit een zinderende intro vertrekken, waarin Baron perfect aanvoelt hoe hij met zacht en diep spel de sfeer kan uitdiepen, terwijl Lovano de beheersing van Coltrane niet zomaar imiteert, maar meeneemt naar zijn eigen stijl. Terwijl dit nummer het emotionele hart van de cd wordt, zijn er elders geregeld geestige prikken te horen, naast voortdurend intelligent soleerwerk waarin eindelijk nog eens iets waardevols wordt aangevangen met de traditie.
'Within A Song' is niet de zoveelste keer na-apen van wat allang is gedaan, maar bevat een eigen wereld, eentje dat vier kwalitatieve hedendaagse jazzmusici koppelen aan de wortels van de jazz. De opname die daaruit voortkwam is er een om weken, maanden, zoniet jaren te koesteren.