Er waren er wier nekvel overeind kwam te staan van zijn Beethoven-cyclus uit 2011. Maar eigenlijk begon de controverse rond de figuur van de Italiaanse dirigent Riccardo Chailly al decennia eerder. Tussen 1988 en 2004 stond hij aan het hoofd van het Concertgebouworkest Amsterdam, waar hij met Mahler en Bruckner onder de aandacht placht te komen. Zijn visie werd er niet unaniem gesmaakt, niet in het minst omdat hij een beduidend andere wind door de Nederlands' beroemdste zaal liet waaien dan zijn illustere voorgangers. Na het stabiele, wat meer gematigde baton van Bernard Haitink kwam er met Chailly een man aan het roer te staan die hield van dynamiek, een woord waarvan het slechts een kleine sprong is naar dramatiek. Ondertussen wordt de dirigent wel eens nieuwlichterij verweten; indertijd drukte men zich nog lichter uit. Toch gingen er ook toen al stemmen op dat Chailly te nadrukkelijk viste in pathetische en effectrijke wateren. "Het moeten die Italiaanse roots zijn", werd er gefluisterd. Roots die moesten verklaren waarom Chailly niet het integer soort man was dat, althans volgens de critici, aan het hoofd van het Concertgebouworkest hoorde te staan. Italië, dat betekent immers bel canto, ofwel: tranerig vermaak voor de elite. En dat betekent niet: de volledige symfonieën van Brahms. Nochtans nam Chailly die op met wat toen zijn Concertgebouworkest was. Hoewel het geen serie is die tegenwoordig grote bekendheid geniet, is het een zeer degelijke integrale.

Voor deze compleet "herdachte" versie van de Brahms-symfonieën, ongeveer twee decennia na zijn vorige versie, haalde de dirigent de mosterd bij Felix Weingartner. Die dirigent was dertig jaar jonger dan Brahms, maar kon tijdens het eerste deel van zijn carrière in hoogst eigen persoon opsnuiven hoe de componist zijn eigen muziek het liefst benaderd zag. De geschiedenis wil dat de man niet van onzin hield en hij huwde in totaal vijf vrouwen. Naar verluidt is zijn levensstijl metaforisch voor hoe hij dirigeerde: straight forward. Tempi om U tegen te zeggen, geen tierlantijntjes en vooral objectiviteit: het zijn begrippen die gemakkelijk mee te nemen zijn naar Chailly's meest recente driedelige set met de vier symfonieën, naast enkele andere orkestwerken – waaronder een paar heuse ontdekkingen. Ook dat is immers een constante in Chailly's carrière: het minder gekende een plaats geven naast het klassieke, dat hij – de laatste jaren overigens meer en meer – stevig op haar grondvesten wil doen daveren. Uiteindelijk zitten alle kenmerken van deze driedelige cd-reeks in de eerste symfonie al vervat. En met die eerste kon Chailly, ook ettelijke jaren terug al, bijzonder goed uit de voeten. Hier breekt Chailly open, maant hij aan tot snelheid en tot grandeur. Ongeduldig? Geregeld wel – een ongeduld dat enthousiasme verraadt. En de gevolgen zijn er ook naar: dit is een Brahms onder adrenaline, een die van begin tot eind triomfantelijke extase uitwasemt.

Natuurlijk is Brahms niet afgeleefd in meer conventionele uitvoeringen, zoals de beroemde cyclus met von Karajan en de Berliner Philharmoniker of de (ten onrechte hier en daar verketterde) versie van Simon Rattle met hetzelfde orkest. Toch is wat Chailly doet geen overbodige aanvulling op de traditie. Zijn aanpak staat daar enigszins los van, hoezeer de dirigent zelf ook moge aanhalen dat zijn keuzes op basis van historisch onderzoek te verantwoorden zijn. Niet één, maar meerdere korrels zout zijn wat dat betreft op hun plaats. En toch: de enige vraag die werkelijk van tel is, is diegene naar de verdiensten van Chailly's recente krachttoer. En ja, die zijn er. In grote getale zelfs. Zo is er het Gewandhaus Orchester Leipzig, dat met een indrukwekkende reactiekracht op Chailly's onbesuisde escapades ingaat. Over het algemeen schitterende solisten en een totaalklank met de alle schwung die de dirigent zich wensen kon, zorgen voor een elektriserende ervaring. In Brahms' tweede wordt de gloeiende, schimmige weemoed misschien wat veronachtzaamd, echter ten bate van een knisperende warmte. De derde symfonie krijgt van Chailly dan weer niet de nodige ruimte, hoewel dirigent en orkest alweer excelleren in een fenomenale totaalpalet. Wat meer matiging had deze symfonie echter niet misstaan. Het andante moderato uit de vierde illustreert tenslotte dat Chailly het niet alleen van zijn spierballen moet hebben. Het deel is een langgerekte verzuchting, aandoenlijk in de eenvoud waarmee Chailly die klaarstoomt.

De extra's staan er overigens niet voor de aardigheid bij. Nieuwe orkestraties van de intermezzi opus 116 nr. 4 en 117 nr. 1 laten toe deze stukken op een andere manier in al hun souplesse te ontdekken. Ook met de 'Liebeslieder-Walzer' kan Chailly, die vanuit zijn ervaring met opera weet hoe hij een orkest kan laten dansen, uitstekend overweg. "Gaudeamus igitur!", klinkt het uiteindelijk in de 'Akademische Festouvertüre'. Andere woorden zijn er inderdaad niet: gaudeamus igitur, om deze uitzonderlijke cyclus. Misschien geen om in te kaderen voor de eeuwigheid, maar hoe dan ook een waarvan het karakter, hoe omstreden ook, vandaag daadwerkelijk als muziek in de oren klinkt - in de meest duizelingwekkende en tegelijk choreografische betekenis van dat welluidende woord.

Meer over Johannes Brahms


Verder bij Kwadratuur

Verder bij Spotify
Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.