In 1891, tijdens een verblijf in Bad Ischl, kwam Brahms in contact met klarinettist Richard Mühlfeld. Brahms was toen al bijna zestig en had, niet voor de eerste keer overigens, besloten het componeren voorgoed op te geven. Dat veranderde toen hij Mühlfeld hoorde spelen: Brahms werd geïnspireerd tot het schrijven van niet minder dan vier grote kamermuziekwerken voor klarinet, die gecomponeerd werden tussen 1891 en 1894. Naast het klarinetkwintet, voor klarinet en strijkkwartet, schreef Brahms twee sonates voor dit instrument, en een trio voor klarinet, cello en piano. Het zijn dit trio en de twee sonates die Martin Fröst, samen met pianist Roland Pöntinen en cellist Torleif Thedéen opnam, voor het Zweedse label BIS.
De toon van de drie werken is verschillend maar is op één punt erg gelijkend: ze delen alle drie dezelfde melancholische, van heimwee doordrongen sfeer die kenmerkend is voor Brahms' latere werken. Dit uit zich niet in de laatste plaats in de vele delen met een gematigd tempo in de sonates, waar Brahms bijna opzettelijk een deel dat zonder meer snel en vrolijk is, uit de weg lijkt te gaan. Toch zijn ook de twee sonates geen identieke tweelingen. Terwijl de eerste, in f, wat meer formeel klinkt, met zijn vier klassiek opgebouwde delen, is de tweede, in Es, wat vrijer opgevat en directer en toegankelijker in zijn lyriek. Het laatste deel van de tweede sonate is een thema met variaties, een genre waar Brahms zijn hele carrière lang aan toegewijd was en dat hij als geen ander perfectioneerde. Het trio is ook typisch Brahms, met zijn stormachtige finale die de Hongaarse zigeunermuziek levendig voor de geest haalt.
Het eerste wat opvalt aan Martin Frösts manier van spelen is de sublieme manier waarop hij zijn zachte passages vorm kan geven. Zoals het einde van het eerste deel van het trio goed laat horen, bezit hij een heel rijke klank in zijn hoog register die niets van zijn warmte verliest in een zachtere dynamiek. Verscheidene delen, zoals de trage delen uit de eerste sonate of uit het trio winnen dan ook enorm veel dankzij Frösts delicate klank, want zo ontstaat er een heel broze, intieme atmosfeer. Jammer genoeg komen de meer gebalde passages op deze cd niet echt tot hun recht. Toegegeven, het overwegend melancholische karakter van dit soort muziek maakt zoiets vaak overbodig, maar in de snelle delen, zoals de finales van elk werk, verwacht je als luisteraar toch iets meer vuurwerk. De articulatie had hier en daar ook wat harder, assertiever kunnen zijn. Soms voel je zelfs dat piano en cello zich een beetje moeten inhouden om de klarinet niet te overstemmen.
Pianist Roland Pöntinen weet dan weer het ritmische spel in Brahms' werken goed naar voren te brengen. Een vaste cadans die onderbroken wordt, of een passage met een andere ritmische structuur, geeft hij telkens mooi vorm. Dit valt nog meer op omdat de piano niet verdrinkt in een overvloedig pedaalgebruik. Elke passage van Pöntinen klinkt scherp en duidelijk waar dat moet zijn, en dat brengt wat welkome afwisseling voor Frösts mooie, maar wat te weinig gevarieerde spel.
Dit is zeker geen slechte cd. De drie uitvoerders slagen er zeker goed in om de weemoed van Brahms' late werken weer te geven. De muziek kabbelt echter net iets te veel voort om blijvend interessant te blijven. En zelfs de droevigste passage kan vervelen als hij te lang duurt...
Meer over Johannes Brahms
Verder bij Kwadratuur
Interessante links