Het lijkt een beetje een wereld vooral bestemd voor mannen: het opnemen van Bachs 'Goldberg Variaties'. Vaak verkochte opnames als die van Schiff, Angelich en Gould dulden alleen de aanwezigheid van Angela Hewitt in hun nabijheid, de Canadese sterpianiste die bij Hyperion een van de referentieopnames van dit werk inspeelde op een moderne vleugel. In de historische uitvoeringspraktijk geldt de ECM-versie van jazzwonder Keith Jarrett als een van de meer belangrijke interpretaties, waarbij het feit dat een jazzpianist de suites onder handen nam op zich al wijst op de enorme invloed die de partituur doorheen de muziekgeschiedenis heeft gehad. Waar Jarrett zich nog houdt aan een traditionele vertolking, deden verschillende jazzmuzikanten na hem een poging om zelf een verhaal te vertellen aan de hand van misschien wel de meest beroemde variatiereeks aller tijden. Blandine Rannou, gereputeerd klaveciniste omwille van haar Bach-vertolkingen, schraagt zich nu ook in het rijtje met muzikanten die een versie hebben opgenomen op een traditioneel klavier. Zoals dat gaat bij Zig-Zag Territoires krijgt de luisteraar niet alleen een prachtig ontwerp in handen, maar ook aardig wat musicologische duiding, in een esthetisch kader dat de luisterervaring ten top moet drijven.
Wat meteen opvalt bij het beluisteren van deze dubbel-cd, is de superieure geluidskwaliteit. Het label heeft de rijke sonoriteit van Rannou's klavecimbel perfect weten vast te leggen en het is inderdaad een hele wereld die zich openbaart terwijl de muzikante zich doorheen de dertig variaties ploegt, vooraleer terug te keren naar het thema. Rannou kent de partituur door en door en slaagt erin een schwung in het geheel te krijgen die men op Steinway beduidend eenvoudiger bereikt. Haar krachtige linkerhand heeft ze perfect onder controle en is dikwijls een stuwkracht, die de muziek echter niet te gehaast vooruit duwt. Wat dat betreft zegt het iets dat Rannou ongeveer anderhalf uur doet over haar prestatie, terwijl Steinway-opnames tegenwoordig vaak op een enkel schijfje passen. Los daarvan hoeft tempo, misschien een gevolg van de instrumentkeuze die geen snellere uitvoeringen toeliet, geen belemmering te zijn, want als Rannou's linkerhand een rots in de branding is, dan is haar rechter dartel, speels en verfijnd. Gecombineerd kunnen haar beide handen iets plechtstatig opwekken, dat immer volgbaar blijft. Het contrapunt is enorm goed te volgen, veel beter zelfs dan op verscheidene versies gespeeld met een moderne vleugel, waarin klanken algauw in het onbestemde blijven hangen. Niet hier: Rannou wil geen 'Goldbergvariaties' die zich van waas naar waas bewegen, maar juist structuur en correcte interpunctie – om de mathematische precisie van Bach recht te doen.
Liefhebbers van de klavecimbelklank zijn bij Rannou dus aan het goede adres voor een nieuwe referentieopname. Toch kan men bediscussiëren of deze interpretatie een vermelding verdient naast die van mensen als Schiff, Hewitt of Gould: zij hebben immers gestreefd naar het perfect aanschouwelijk maken van deze ruim 250 jaar oude muziek in een hedendaags kader. Rannou doet dat minder: haar stormachtige lezing plaatst weliswaar erg mooie dynamische contrasten naast elkaar, maar haar instrument laat nu eenmaal niet de variatie toe die een vleugel wel kan bieden. Wat zou Bach zelf vandaag doen, bij leven en welzijn: het delicate van een vleugel verkiezen, of toch vasthouden aan het originele klankidioom van een klavecimbel? Een dergelijke subjectieve kwestie waarover reeds boeken zijn vol geschreven hoort een recensent niet uit te klaren – deze kan alleen wijzen op wat een luisteraar vandaag het meest na aan het hart ligt. De soms wat monochrome klank van Rannou verliest het daarom bij de parelende sound van Schiff, in wiens woordenboek 'apathie' zelfs niet voorkomt.