Zonder de hele onstaansgeschiedenis van 'Das Musikalische Opfer, BWV 1079' te willen uiteen doen, is het misschien niet onbelangrijk het werk even te situeren. Het ontstond namelijk niet uit puur artistieke noodzaak, maar eerder als een soort visitekaartje naar koning Frederick de Tweede toe, zelf een begiftigd muzikant en iemand die Bachs talent altijd wist te waarderen, hoewel hij ook jaloers zou geweest zijn op de virtuositeit en het gemak waarmee Bach op Fredericks ter plekke uitgevonden thema's wist te improviseren. De werken die later onder het BWV 1079 zouden verzameld worden, waren contrapuntische studies op thema's van de koning, dankbare uitgangspunten van waaruit Bach graag zijn fugatische meesterschap toonde. Het zijn dikwijls lichte stukken voor een wisselende bezetting, met nu en dan meer dramatische klemtonen die het geheel in een zwaarmoedige context plaatsen.
Beide facetten zijn dan ook bijzonder belangrijk in een uitvoering ervan. Het in Ierland ontstane en gehypete Camerata Kilkenny combineert beide gevoelsmatige aspecten in de muziek, maar is af en toe iets te slepend en te tergend om de dansende karakters met de nodige vaart te brengen. De keuze voor authentieke instrumenten, die het ensemble reeds vanaf zijn oorsprong consequent doorvoert, wreekt zich hier in enkele tonale oneffenheden, maar die blijven gelukkig tot een minimum beperkt. Bovendien is het zo dat de instrumenten een kleinere wendbaarheid vertonen en qua klankrijkdom iets beperkter overkomen. Het geluid is dan misschien wel historisch correct, maar het blijft maar de vraag of extra glans en typisch 21e eeuwse kracht het werk geen extra dimensie zouden gegeven hebben.
De laatste jaren zijn overigens tal van jonge ensembles ontstaan die met een jeugdige kijk op Bach de muziek van een nieuwe, dynamische levensadem voorzien. Hoewel niet meer van de jongsten, vinden deze vijf muzikanten zeker aansluiting bij de hitsige uitvoeringspraktijk van de laatste jaren. Klavicinist Malcolm Proud blinkt bovendien uit met twee glasheldere uitvoeringen van de 'Ricercars', die meteen het absolute hoogtepunt vormen van deze cd. In de overige korte stukken blijkt het kwintet soms nogal beperkt in de communicatie naar elkaar toe, in die zin dat bepaalde technieken en fraseringen dikwijls lijken terug te komen. 'Das Musikalisches Opfer' klinkt daardoor samenhangender en gebalder dan anders, maar de keuze zorgt ook voor een zeker beklemmend gevoel. De uitvoering had immers meer paden kunnen verkennen en op die manier een eerder progressief baken uitstallen voor toekomstige interpretaties, hetgeen nu niet het geval is.
Elke keuze die het Camerata Kilkenny (een naam die overigens verwijst naar een streek in Ierland) gemaakt heeft, kent dus zijn voor- en zijn nadelen. Afhankelijk van wat de luisteraar belangrijk vindt, zal deze cd dus goed of minder gesmaakt worden. Met hun conventionele en uiterst barokke lezing bewijst het ensemble echter dat het verstand heeft van de authentieke visie op Bach. Daarom alleen al is deze opname voor conservatieve Bach-fanaten die het werk nog niet in huis hebben, aan te bevelen.