Het is een uitspraak die men regelmatig hoort terugkeren: dat de cellosuites van Johann Sebastian Bach tot de meest inspirerende muzikale ervaringen moeten gerekend worden van diegenen die later tot de grootste solisten uitgroeien. Meestal zijn het echter cellisten die zich een dergelijk citaat laten ontvallen, maar zoals in alles zijn er een paar uitzonderingen. Altviolist Antoine Tamestit is een van hen. Hij hoorde op tienjarige leeftijd fragmenten uit de suites en raakte er meteen aan verslingerd, zelfs in die mate dat hij zijn vioollerares smeekte om van instrument te mogen veranderen en cello te beginnen. Zij stelde hem echter voor de altviool een keer te proberen: de diepere klank staat uiteraard dichter bij de cello, terwijl de techniek – waar Tamestit zich dan al enorm in had bekwaamd – niet helemaal opnieuw moest worden aangeleerd. Ook hier ervoer de muzikant opnieuw een liefde op het eerste gezicht. Hij demonteerde zijn instrument en legde er altvioolsnaren op, waarbij hij de zwaardere trillingen van de bassnaren in zijn nog prille lijfje voelde resoneren. En nu de solist inmiddels de dertig gepasseerd is, hoeft men niet te denken dat er al veel is veranderd: nog steeds kan de man fundamenteel geraakt worden door alleen maar de klank van zijn instrument, de rijkdom van wat een hyperfrequent op en neer bewegende snaar aan geluid kan voortbrengen. Zeker nu Tamestit speelt op een Stradivarius altviool – waarvan er in getale beduidend minder zijn dan violen – is klank voor hem steeds meer een essentie geworden.
Eveneens een terugkerend verschijnsel is dat musici die een boon hebben voor wat heden ten dage gecomponeerd wordt, tegelijk sterke banden hebben met historische muziek. Van jongs af aan trad Tamestit naar buiten met werken die zijn vader had geschreven, met een klankpalet in het achterhoofd dat verschillende lichtjaren verwijderd lijkt van datgene dat in Bachs tijd geaccepteerd werd. Toch voelt de muzikant op de een of de andere manier aan dat de peetvader van alle Barokmuziek nog altijd een fundament is als het om zijn persoonlijke muzikale beleving gaat. De suites, waar hij over verschillende decennia heen als het ware mee vergroeid raakte, zijn een fenomenale benadering van het tijdloze in de kunst, en tegelijk zijn de suites werken waaruit blijkt dat klassieke muziek een echte “tijdskunst” is. Zonder gevoel voor metrum, zonder er in te slagen de naturel van deze partituren op te zoeken, zonder het geheel zo aannemelijk te laten klinken alsof het ter plekke wordt geïmproviseerd, kan geen goede uitvoering ontstaan. Tamestit hoeft men wat dat betreft echter niet meer bij te scholen. Niet voor niets staan dirigenten en orkesten in een rij aan te schuiven om met hem te mogen concerteren. Als altviolist doet allicht alleen diegene die lange tijd zijn lerares was, Tabea Zimmermann, het tot op vandaag nog iets beter voor wat naambekendheid betreft.
De ‘Bach Suites 1, 3 & 5’ is een kleurrijke, uitnodigende uitgave. Met de voornoemde verhalen, waarvan in het boekje verslag wordt gedaan, en een eenvoudige toelichting bij de verschillende dansen die samen een suite vormen, zou men kunnen denken dat Tamestit een marketingproduct is, iemand waarmee label Naïve vooral een groot publiek wil aanboren. Daarvoor klinken zijn interpretaties van de drie suites echter veel te doorleefd: de altist zoekt niet naar het spektakel of de virtuositeit, maar probeert een authentiek emotionele ervaring over te brengen. Al helemaal bijzonder is hoe hij de afzonderlijke delen afgelijnde karakters weet mee te geven. Elk van de suites worden in zijn tedere handen veelkleurige spiegels, waarin de solist dialogen met zichzelf opzet of juist heel lineair een lange lijn naar buiten brengt. Vrij van uiterlijk vertoon is dit een opname waaruit de grootste nederigheid tegenover de muziek spreekt, uiteraard zonder onpersoonlijk te worden. Voor de leek zal Tamestits visie toegankelijk lijken, waarbij de liefhebber zal opmerken dat de man niet vereenvoudigt. Hij legt de structuur van de werken echter zeer helder bloot, een naaktheid die echter een menselijke warmte blijft uitstralen. Zonder twijfel zal dit voor sommigen hun gedroomde vertolking van de Bach-suites zijn, terwijl anderen toch zweren bij de klank van de cello. Aan de melomaan om Tamestits kunde op zijn minst een keer te proeven, om ze later misschien voor altijd te prefereren.