Op hun laatste opname voor Virgin Classics wisten Les Violon du Roy en dirigent Bernard Labadie niet helemaal te overtuigen. Van hun begeleidingen bij de celloconcerti van Carl Philipp Emanuel Bach aan de zijde van Truls Mørk ging weinig verfrissende kracht uit. Ook nu weer, in een opname met sterpianist Alexandre Tharaud, kan het ensemble niet evenveel ontroeren als orkesten in het verleden reeds deden. Deze keer lijken dirigent en musici de muziek te hedendaags te benaderen en negeren ze het pittige, spitante dat Barokmuziek vandaag nog steeds zo boeiend kan maken. Dat lijkt echter een weloverwogen keuze te zijn, want het ensemble speelt bewust niet op oude instrumenten, maar wel met authentieke bogen. De klank blijft prominent en nogal log, wat deze Barokmuziek niet al te goed afgaat. Ook Alexandre Tharaud grijpt overigens terug naar een hedendaags instrument, met name een Yamaha uit de jaren '80, die volgens de pianist een klank produceert eigen aan twintig jaar daarvoor. Aan een dergelijke pianotechnische uitspraak kan men de vraag koppelen in welke mate een 50 jaar oude klank interessant is voor muziek die bijna 300 jaar geleden werd geschreven. De Yamaha klinkt immers verassend weinig verfijnd en Tharaud, ooit binnengehaald bij Harmonia Mundi als groot virtuoos, komt er evenmin flatterend uit naar voor. Zijn partijen worden soms mechanisch, soms haast slepend; maar bovenal missen de partijen, zowel in orkest als bij virtuoos, karakter.
In muziek die al ettelijke keren werd opgenomen, valt men dan ook snel door de mand. De Bach-concerti zijn stuk voor stuk schitterend en wie een referentie-opname wil selecteren, heeft werkelijk keuze te veel. Onbegrijpelijk is dan ook dat Tharaud, die eerder zeer verdienstelijk Couperin, Scarlatti en Bach onder de loep nam, met deze weinig verhalende interpretaties naar de buitenwereld treedt. Zo speelt het orkest te opzichtig en probeert Labadie een dynamiek te scheppen buiten de partituur om, terwijl de scherpte van de werken zelf schijnbaar genegeerd wordt. Tharaud is dan weer overtuigend bij momenten, maar te vaak wil hij een gewicht overbrengen groter dan de muziek zelf, terwijl zijn spel andere keren wat aanmoddert. Voor de vier grote concerti (BWV 1052, 1054, 1056, 1058) moet men deze opname dus niet tot zich nemen. Evenmin overigens voor de extra composities. Het prachtige hoboconcerto, toegeschreven aan Marcello maar bewerkt door Bach, hebben Tharaud en Labadie omgevormd tot een kort, eendelig werkje, dat aangenaam breekt met de telkens barstensvol energie zittende hoekdelen van de reguliere concerti. Dit 'Adagio' komt dus als rustpunt midden in de opname te liggen: een sympathieke toevoeging, maar tegelijk sentimenteel en geen noodzakelijke aanvulling op de originele partituur. Tot slot speelt Tharaud ook het concerto voor vier piano's, waarvoor Bach bij Vivaldi te rade ging. Moderne opnametechnieken lieten de pianist toe om zelf de vier partijen in te spelen, en Tharaud nam de job serieus door op elk instrument naar een eigen kleur en verhaal te zoeken. Dat is een mooie manier om te zeggen dat hij zich te pletter heeft geamuseerd, en gezien die vreugde en lichtheid wél aanstekelijk werken voor de luisteraar, is een dergelijke uitspraak snel vergeten.
Deze opname met 'Keyboard Concertos' doet de vraag rijzen waar het heen gaat met een genie als Tharaud. Zijn Chopin-selectie bij Virgin Classics onder de naam 'Journal intime' sloeg al niet aan en het ziet er naar uit dat de meesterlijke discografie die de pianist bij Harmonia Mundi uitbouwde, zich niet verder zet bij het nieuwe label. Desalniettemin is het te vroeg om over dergelijke zaken te oordelen; zeker is alleen dat Tharaud deze keer niet overtuigt.