Vijftig jaar worden, hoe kan een mens zoiets goed vieren? In geval van Pieter Wispelwey met een nieuwe opname van Bach's beroemde cellosuites, waarvan de muzikant al twee eerdere interpretaties uitbracht en hen al bijna duizend keer op het concertpodium speelde in de loop van een ongeveer dertig jaar durende carrière. Over meerdere decennia heen is het vergelijken van verschillende opnames van de cellosuites een kunst op zich geworden. De oudste bijdrages van Casals en Fournier, enigszins aristocratisch, staan mijlenver van de zeer betrokken aanpak die Wispelwey prefereert en die ook de luisteraar meteen erg dicht op de huid komt zitten. De wat omstreden opname die Anner Bijlsma maakte voor Sony zit dan weeer meer in het vaarwater van de solist hier, hoewel die de geestdrift van zijn collega niet tot in het extreem doordrijft, wat ruimte laat voor een speelsheid die aan de recent bij Harmonia Mundi verschenen interpretatie van Jean-Guihen Queyras refereert, hoewel Wispelwey zich van diens Franse esthetisme afzijdig houdt door van kop tot teen in de partituur zelf te duiken. Zelfs na ettelijke uitvoeringen van de 36 miniaturen weet Wispelwey niet alles over de suites, omdat er nu eenmaal heel wat vraagtekens blijven rondom het meesterwerk. Voor wie werd het geschreven, voor welk instrument was het eigenlijk bedoeld, bestaat er een aandeel van Anna Magdalena Bach (in wiens handschrift het stuk is overgeleverd), ...? Om bepaalde raadsels op te lossen trad Wispelwey in dialoog met Laurence Dreyfus (Professor aan de universiteit van Oxford), John Butt (Professor in Glasgow) en nog een aantal andere wetenschappers, waardoor niet alleen naar gevoeligheid toe deze opname uitstekend in elkaar zit, maar ook nog eens de laatste historische bevindingen over hoe de werken moeten worden gespeeld meeneemt in de opnamestudio.
Vijftig jaar worden, hoe kan een mens zoiets goed vieren? In geval van Pieter Wispelwey hoort daar een Barokcello bij uit 1710 en een piccolo uit dezelfde eeuw voor de zesde suite, waarbij de noodzakelijkheid van een extra snaar (de suite speelt zich ook af in een buitengewoon hoog register) uiteraard een ander instrument obligaat maakt. De grote technische moeilijkheden overwint Wispelwey hier alsof het niets is. Dat is zeer bewonderenswaardig, te meer voor wie in rekening brengt dat Wispelwey de stemming van zijn instrument terughaalt tot 392: ver beneden de traditionele 440 en technisch een heel pak lastiger en gewaagder dan de 415 waarin Wispelwey de laatste tijd bleef hangen. De cellist blijft echter vol fantasie de dansen exploreren en vindt in de al zo vaak uitgevoerde werken karakters die anders vaak botsen op de virtuositeitsmuur waar solisten zich vaak op te pletter lopen. Van Wispelwey kan echter met gerust gemoed beweerd worden dat hij de partituren in de vingers heeft, en tegelijk ook niet genoeg om er op zijn dooie gemak doorheen te wandelen. De grote tristesse van de tweede, die Wispelwey al in de prelude manifest maakt, wordt later gecounterd door pientere invallen, die de solist met de grootste eenvoud presenteert – het is een cliché, maar toch, alsof hij alles ter plekke zit uit te vinden. Wispelwey is quasi altijd ad rem en musiceert met een explosieve goesting, zonder dat hij ooit de controle uit handen geeft. Door het totale intellectuele inzicht in wat deze partituren te zeggen hebben, kan hij al het intellectuele achter zich laten tijdens de uitvoering en puur voor het muziek maken gaan, terwijl zijn geestelijke bagage voelbaar blijft op een meta-fysisch – of is het onderbewust? – plan.
Vijftig jaar worden, hoe kan een mens zoiets goed vieren? In geval van Pieter Wispelwey met een prachtig ogende box, waarbij aan de twee schijfjes met niets minder dan briljant uitgevoerde muziek nog een dvd over het onderzoeksproject in Oxford werd toegevoegd – bijzonder interessant voor de liefhebber en nergens vervallend in de gebruikelijke platitudes rondom de cello suites! – en opgefleurd door foto's van Stefan Vanfleteren en begeleid door een cd-tekst van notoir Barokkenner Stefan Grondelaers, die overigens ook een bewonderenswaardige bijdrage leverde aan de dvd. Het moet gezegd dat de voorbije jaren heel wat verpletterende opnames van deze muziek het licht zagen, niet in het minst de reeds vermelde reeks van Jean-Guihen Queyras of de roemrijke editie van Roel Dieltiens. Pieter Wispelwey zet alle concurrentie echter mijlenver op achterstand met een opname die juist op geen enkel moment concurreert, maar alleen muziek is, en wil zijn. Wie er inmiddels aan denkt om zijn of haar hele familie deze essentiële en niet eens duur geprijsde box cadeau te doen voor Kerst of eindejaar: er is slechts een reden om dat niet te doen. Men kan het kwalijk nemen dat er niet sneller melding is gemaakt van dit muzikaal wereldwonder.