Johann Christoph Vogel (1756-1788), de man is een illustere onbekende in het classicistische, achttiende-eeuwse muzieklandschap. Vogel kwam uit Nürnberg maar werkte grotendeels in Parijs waar hij vooral als componist van opera's naam maakte. Hij was even oud als Mozart maar stierf zelfs nog jonger, aan alcoholisme zelfs maar niet voor hij in 1784 een 'Premier Livre' met deze drie symfonieën uitgaf.
Wie het cd-boekje leest, krijgt niet meteen de indruk dat dirigent Rienhard Goebel werkelijk zo geïnteresseerd was in deze muziek. Hij heeft het zelfs over een 'crisis' in de Franse klassieke symfonie waar Vogels drie symfonieën uiting van zouden geven. Die crisis bestond uit het voorspelbare, gemanierde dat muziek uit het prerevolutionaire Frankrijk in zich zou meedragen. Vele herhalingen, virtuoze toonladderfiguurtjes en briljante 'tutti' akkoorden, zuchtende langzame delen en een expressiviteit die nergens naar meer dan pure ontspanningsmuziek ruikt, kenmerken dit soort van muziek en dat is bij Vogel niet anders. Het is dus ook pure ontspanningsmuziek die men mag verwachten en dat levert de Bayerische Kammerphilharmonie ook af. Ordinair is deze muziek echter ook niet en Vogel kan trouwens verrassend uit de hoek komen, zoals in de openingsmaten van de eerste symfonie, die met een krachtige unisono melodie begint die verrassend energiek klinkt.
Er zit misschien wel iets pedants in de manier waarop de muzikanten de versieringetjes in het eerste deel van de symfonie in D uitvoeren maar over het algemeen wordt deze muziek enthousiast uitgevoerd. Vogel orkestreert dan ook vlotjes en zijn melodieën liggen gemakkelijk op elk instrument en dat doet een eventueel gebrek aan kwaliteit in deze muziek toch deels teniet. De middendelen van de tweede en derde symfonie bevatten concertante, virtuoze partijen voor hobo en hoorn. Vogel legt daar de link naar een ander favoriet Franse genre namelijk de 'Symphonie Concertante', een symfonisch werk met prominente solistische partijen voor meerdere instrumenten. Alleen jammer dat de hoorn die de soli inspeelde zo scherp en wat ordinair speelt. Echt interessant zijn die solopartijen, ondanks de vele versieringen, appoggiaturen, trillers en andere technische valstrikken dan ook niet maar het blijft raden naar hoe veel boeiender deze muziek op klassieke hobo of natuurhoorn geklonken zou hebben.
Mooi is deze muziek alleszins en hij illustreert goed waarom Boheemse en Oostenrijkse componisten (niet allen Haydn en Mozart) uit de achttiende eeuw zoveel meer naam maakten dan hun Franse tegenhangers. Saai is deze muziek niet maar een zekere oppervlakkigheid en een overvloed aan maniërismen en effecten maakt deze muziek toch minder aantrekkelijk. Gelukkig geeft de Bayerische Kammerphilharmonie desondanks toch het beste van zichzelf!
Meer over Johann Christoph Vogel
Verder bij Kwadratuur
Interessante links