Een dik jaar, meer zit er niet tussen de eerste soloplaat van Joachim Badenhorst (‘The Jungle He Told Me’) en dit kakelverse 'FOREST//MORI'. Gewapend met voornamelijk bas- en gewone klarinet gaat de Antwerpse rietblazer op dit album opnieuw de uitdaging aan met zichzelf en verlegt hij de grenzen van zijn creativiteit.
De 32-jarige Badenhorst boert tegenwoordig goed. Door de recente oprichting van zijn eigen label KLEIN kan hij op artistiek vlak grotendeels zijn zin doen, wat het afgelopen jaar tot uiting kwam in even diverse als eigenwijze releases met improvisatiegrootheden John Butcher en Paul Lytton, en het met postrock geïnjecteerde Carate Urio Orchestra. Tussendoor liet hij zich opmerken met gastbijdrages op albums als ‘A Mirror to Machaut’ van Samuel Blasers geweldige Consort in Motion en ‘Faerge’ van de Belgische gitarist Ruben Machtelinckx. Het toont niet alleen Badenhorsts veelzijdigheid aan, maar bewijst ook dat de Antwerpenaar een zekere status heeft verworven in het internationale jazz- en improvisatielandschap.
Twee soloplaten op goed een jaar tijd duidt op heel wat zelfvertrouwen en dat mag blijken uit de tien tracks (grotendeels improvisaties) van ‘FOREST//MORI’. Badenhorst vertelt deze keer relatief korte verhalen van gemiddeld 3 à 4 minuten en gaat daarin geen uitdaging uit de weg. Sommige stukken lijken zelfs studies of ingevingen van het moment, zoals het weinig aan de verbeelding overlatende ‘Feedbacksessie’ waarin Badenhorst een van zijn instrumenten door een versterker jaagt en de fluitende feedbacktonen als bouwstenen gebruikt. Ook in ‘The Trembling Something’ trekt hij zijn stoute schoenen aan, maar hier zijn nog amper referentiepunten voorhanden. De kreunende en kloppende geluiden die de korte track volmaken zijn namelijk weinig gedefinieerd en zorgen voor de meest vreemde luisterpassage van het album.
Badenhorst charmeert met het in Zuid-Frankrijk opgenomen 'Fabret', waar het krekelgeruis op de achtergrond de indruk wekt dat het opnamemateriaal halsoverkop werd bovengehaald om de inspiratie van het moment te grijpen. Met het razende loopje van 'Wormhole' peigert hij zichzelf echter met voorbedachten rade af. Het is een uitputtingsslag, waarin de op hol geslagen partij voortdurend van kleur en karakter verandert doordat er telkens op een andere manier druk wordt gezet op het riet.
Een vertrouwd geluid is te vinden in 'Handsome Eyebrow', waar het repetitieve patroon wel eens neigt naar het machinale minimalisme van Philip Glass. Het is een van de tracks die in het Performing Arts Forum in Saint-Erme zijn opgenomen, een gebouw bestaande uit ruimtes met een specifieke akoestiek. Het raadselachtige ‘My Left Hand’ is afkomstig van een sessie in een kapel. Doordat Badenhorst zijn klarinet met een microfoon aan een gitaarversterker koppelde, ontstond in deze ruimte een heel eigenaardige feedback die voor een speciale harmonie zorgt. 'Een Zondagochtend in Delft' doet dankzij het afwisselen tussen lange basklarinetlijnen en vocale passages dan weer denken aan het solowerk van Arrington de Dionyso, zoals te horen op 'I See Beyond the Black Sun'.
Opmerkelijk is dat er geen overdubs aan te pas komen. De verschillende lagen die men kan waarnemen zijn te verklaren door effecten (feedback, galm) of multiphonics, waar Badenhorst meer en meer gebruik van lijkt te maken. Wanneer er wel duidelijk verschillende instrumenten in het spel zijn, dan is er simpelweg sprake van een tweede muzikant: op één track is namelijk ook Gerard Herman te horen. Voor de rest is het al Badenhorst wat de klok slaat op deze derde KLEIN-release, die vanaf begin 2014 alweer op een originele en mooi vormgegeven manier - zo krijgt elk exemplaar een unieke cover - aan de man zal worden gebracht.