De Fransman Jean-Michel Pilc is niet meteen de meest geschikte pianist voor het opluisteren van recepties of amoureuze lunches. Niet dat hij zomaar wild op het klavier inhakt, maar intens kunnen zijn opnames zondermeer genoemd worden. Luisteraars met een slechte fysieke conditie zijn beter gewaarschuwd voor de ongeduldige en ongedurige speelstijl van Pilc.
Hoewel Pilc al eens hyperactief uit de hoek komt, racet hij niet zomaar over het klavier of beukt hij niet zomaar met blokakkoorden op de luisteraar in. Het nerveuze zit voornamelijk in de opbouw van zijn muziek. Dit begint al bij het thema, dat hij graag voorziet van ritmische hoeken of dissonante omkadering, waardoor het herkenbare meteen verbrokkelt. Wanneer hij aan het soleren slaat, gaat Pilc nog wat verder. Een muzikaal idee kan bij hem obsessief herhaald worden, maar voor hij aan de uitwerking ervan toe is, zit hij al ergens anders. Zijn ideeën liggen verspreid over de track, waardoor een grote lijn niet meteen waarneembaar is maar de pianist eerder impulsief meedraait met wat zijn verbeelding hem op een bepaald moment ingeeft. Bovendien citeert hij graag uit het jazzrepertoire, alsof één stuk tegelijkertijd niet genoeg is.
Met al zijn inzet en activiteit trekt Pilc de aandacht naar zich toe en laat hij weinig ruimte over voor zijn begeleiders. Dit effect wordt nog vergroot door het los spelen van het metrum. Pilcs melodieën zweven soms boven het metrum van de begeleiding uit, alsof de pianist in een totaal andere maatsoort denkt en speelt dan zijn collega's. Bovendien grijpt hij geregeld naar polyfone speelstijl, waarbij hij alleen al de muziek van twee zelfstandige lagen voorziet. Met de bas van Thomas Bramerie en de drum van Mark Mondesir erbij gaat het totaalprentje al snel (over)vol zitten.
Bepaalde elementen uit Pilcs speelstijl refereren duidelijk naar die van Monk, al klinkt de Fransman dan eerder als een minder gecontroleerde versie van de Amerikaan: meer noten en minder geladen rusten of harmonisch dwarse accenten. Met drie songs is Monk overigens niet toevallig een goed vertegenwoordigde componist op deze cd en ondanks het verschil tussen de Amerikaan en de Fransman blijkt het repertoire van Monk wel een goede habitat voor Pilc. Zo slaagt zijn onrustige stijl er in om de nachtclubballad 'Misterioso' uit het zeemzoeterige te houden. Dat Pilc zijn natuur niet zomaar blindelings toepast op éénder welke track, mag blijken uit de andere ballads, waarbij hij gas terugneemt. Op deze momenten valt echter ook op dat hij nog niet de harmonische spanning van Monk kan creëren. Ook op Coltrane's 'Spiritual' hervindt de pianist even zijn rust en bouwt hij voor een keer gestaag op vanuit een klein motiefje, maar naar het einde toe komen het wringende, het polyfone en het obsessieve toch weer naar boven.
De meest typerende track van 'Live at Iridum' is 'Ignition', een nummer dat vertrekt vanuit een obsessieve riedel en alle typische Pilc-dada's bevat. Dada's die de basis vormen voor een heel eigen muzikale benadering en belevenis. Het is dan ook storend dat dit nummer gemuilkorfd wordt door een fade out. Dit staat loodrecht op de muzikale natuur van Jean-Michel Pilc, een natuur die ondanks de bedenkingen die ze oproept toch vaak weet te boeien en dus de ruimte zeker wel verdient.
Meer over Jean-Michel Pilc
Verder bij Kwadratuur
Interessante links