Nee, zelf is hij geen soefi, noch een moslim, maar de Belgische componist Jean-Luc Fafchamps heeft duidelijk wel een fascinatie voor het Arabische alfabet en de bijbehorende kaligrafie. Wat begon met enkele werken, genoemd naar letters uit dat alfabet, resulteerde in een nog steeds lopend project van lange adem: een muziekwerk schrijven voor alle achtentwintig Arabische letters, Fafchamps ‘Lettres Soufies’.
Aan inspiratie geen gebrek want volgens het systeem van de Jawâhiru'l khamsah wordt elke letter gekoppeld aan een structuur, kwaliteiten, een naam van Allah, natuurelementen, enz. Deze kernmerken zijn hier en daar terug te horen in de verschillende stukken waarvan er voor deze release enkele samengevoegd werden tot een soefie woord. Toch blijven alle stukken onafhankelijke composities die ook losstaand of in andere combinaties gespeeld kunnen worden.
De enige uitzondering is het afsluitende ‘A’, meteen de enige klinker in het Arabisch alfabet. Met een variabele bezetting (en dus aanpasbaar aan de andere werken op het concertprogramma) en referenties naar het muzikale materiaal van de andere, reeds geschreven stukken heeft dit deel een meer open vorm. Hier is het bovendien te horen in maximale bezetting van orkest en instrumentaal ensemble, wat resulteert in de meest verknipte en complexe vorm van alle ‘Lettres Sufies’ op ‘KDGhZ2SA’.
Muzikaal resulteert het opzet van Jean-Luc Fafchamps in opmerkelijk toegankelijke muziek. Het verloop van de stukken is vlot te volgen met duidelijk herkenbaar en terugkerend materiaal: melodieën, maar vooral korte motieven en ritmische patronen. Wie de teksten in het boekje leest, wordt door de componist daarenboven gewezen op de relatie tussen de vormelementen uit de Jawâhiru'l khamsah en de muzikale structuur.
Fafchamps speelt graag met grootse kleuren wat in de stukken voor of met symfonisch orkest voor filmische dimensies zorgt. Even goed geeft hij zich over aan uitgedokterde ensemblepolyfonie die bij momenten sprookjesachtig aandoet, temeer daar Fafchamps niet vies is van repetitieve en zelfs ronduit consonante passages.
Het is ook niet moeilijk om in de werken echo’s te horen van de recente muziekgeschiedenis. Zo knipoogt het statische en spectaculaire ‘K’ voor symfonisch orkest naar de Messiaen van de ‘Turangalîla-Symphonie’, lijkt het melodisch materiaal afkomstig van de romantische Schönberg en zorgen de strijkers, aangewend in blok, voor een link met de filmmuziek.
In het veel bescheidener opgezette ‘D’ (met zes muzikanten de kleinste bezetting) denkt Fafchamps duidelijk polyfoner en duiken regelmatige metra en repetitieve formules op. Wanneer die ten opzichte van elkaar verschuiven doet de muziek aan Reich denken en wanneer ze zuiver consonant worden zelfs aan Bryars en Adams.
Andere echo’s zijn te horen in ‘Gh’ waar de kleine golvende bewegingen en het minuscule materiaal de sprookjeswereld van Ravel benaderen of ‘S’ waar datzelfde impressionisme geëvoceerd wordt door golvingen in de strijkers onder een breed uitgesponnen hobomelodie. Heel wat agressiever is ‘Z2’ (met niet voor niets de kenmerken “terrible” en “hate” in tabel, een taak voor de snerpende, overgeblazen multiphonics van hoboïst Piet Van Bockstal) dat met de korte prikken eerder doet denken aan Stravinsky.
Wie zijn hedendaagse muziek graag messcherp en “experimenteel” heeft, zal in de muziek van Fafchamps teleurgesteld zijn. Wie louter op zoek is naar lichte, postmoderne klassiek die vooral in Hollywood op gejuich onthaald wordt waarschijnlijk nog meer. Toch weet de componist hier een mooie balans te vinden die toegankelijk, relevant en geloofwaardig blijft, waarvoor hij echter ook de uitvoerders dank verschuldigd is. Hoewel live opgenomen (tijdens Ars Musica 2006) heeft de cd nergens last van de tamme wolligheid die zo vaak bij uitvoeringen van moderne orkestmuziek te horen is. De verdienste hiervoor komt op rekening van het Orchestre National de Lille met Peter Rundel en het Ictus Ensemble, toevallig of niet het ensemble waar Fafchamps al eens piano en synthesizer speelt.