Met zijn uitstekende muzikanten groeide het Franse ensemble Les Talens Lyriques (een naam die verwijst naar de ondertitel van Rameau's opera 'Les Fêtes d'Hébé') de voorbije jaren uit tot een van de allerbelangrijkste interpreten van de Franse Barok. Daar heeft artistiek leider, dirigent en klavecinist Christophe Rousset veel mee te maken, de man die met zijn visie en zijn neus voor interessant repertoire het ensemble internationaal promootte. Deze "world premiere recording" kadert in de context dat Rousset wel vaker zoekt naar minder gekende partituren, maar ook het grote repertoire verwaarloost hij niet. Uitvoeringen van Händel ('Alcina') of Mozart ('Die Entführung aus dem Serail') staan niet zomaar op het palmares van zijn ensemble. Anderzijds mag Rousset eveneens terugkijken op enkele geslaagde samenwerkingen met gerespecteerd regisseur Pierre Audi, met wie hij Rameau en Monteverdi onder handen nam.
Voor 'Bellérophon' volstond de bezetting van Les Talens Lyriques niet en werd ook het Choeur de Chambre de Namur aangesproken. Het resultaat van de drievoudige kruisbestuiving is vocaal niet minder dan verbluffend. De immense dramatische kracht die Rousset uit de partituur naar boven laat komen, maakt meteen duidelijk dat hij tot de absolute top van dit moment behoort. Met loepzuivere orkestpassages en verfijnde, maar nooit te terughoudende solisten komt Lully voor de volle honderd procent tot leven. Rousset bedankt voor de gematigde aanpak: hij gaat met ensemble en koor stevig tekeer en brengt in herinnering dat Lully in zijn tijd ooit zelf een keetschopper moet zijn geweest. Daarbij blijft de inhoudelijke perfectie echter steevast op de eerste plaats komen. Niet in te tomen energie gaat dus hand en hand met een quasi foutloze lezing, waardoor een schitterende barokopera zich voor de moderne luisteraar openbaart.
Zijn in de vergetelheid geraakte karakter dankt de opera misschien aan zijn complexe ontstaansgeschiedenis, waarvan in het drietalige, lijvige boekje bij deze prachtige uitgave uitgebreid verslag wordt gedaan. Lully en librettist Thomas Corneille raakten het namelijk over een aantal elementen niet eens en Lully ging uiteindelijk zelfs zover speciaal tekst te bestellen voor scènes die Corneille initieel niet voorzien had. Het eindresultaat heeft onder de enige samenwerking tussen Lully en Corneille echter niet te lijden: 'Bellérophon' is een prachtig staaltje "tragédie lyrique" waarmee de componist de grenzen van het genre verder zou verleggen. En dat ondanks het typische verhaal, waarbij twee figuren (Bellérophon, als verbeelding van Louis XIV, en Stenobée) strijden om dezelfde vrouw (prinses Philonoé). De gebruikelijke verwikkeling culmineert in het ontstaan van een monster (een "chimeer"), dat Bellérophon verslaat, waarna hij zegeviert. Ondanks deze clichés speelde Lully bepaalde dialogen heel mooi uit en ontstaan enkele heftige botsingen, die heerlijk geplaatst worden tussen de gezongen bas en baritonstukken, waarin de goden aan het woord komen.
Met zijn allereerste opname heeft 'Bellérophon' kortom meteen een referentieopname te pakken, bovendien uitgegeven in een prachtige luxe-editie en voorzien van veel duiding plus het volledige libretto. Wie niet echt houdt van Barokopera zal daarmee natuurlijk niet over de streep getrokken worden, maar voor liefhebbers van het genre is 'Bellérophon' absoluut een aanwinst.