Het Jazz Orchestra of the Concertgebouw heeft – zoals de naam al aangeeft – een vaste residentie in het beroemde Amsterdamse Concertgebouw. Daarnaast is het ook geregeld te horen in het al even befaamde Bimhuis waar dit album live werd opgenomen. Dat is niet alleen te merken aan het applaus na de stukken, maar ook aan de kleine foutjes en onzuiverheden. Toch werken die niet echt storend: het orkest speelt doorgaans met een indrukwekkende discipline en staat er als een blok.
Op dit album is uitsluitend muziek te horen van Jesse van Ruller, die ook als gitarist prominent aanwezig is. Met zijn cleane gitaargeluid maakt van Ruller nooit de oversteek naar de rock (geen distortion) en kiest hij steevast voor een uitgesproken bop-verwante jazzfrasering. Het vermijden van trucs of opzichtige effecten belemmert hem echter niet om de spanning in zijn solo's mooi op te bouwen, zeker wanneer hij zich gesteund weet door de energieke, maar beheerste drums van Martijn Vink (ook actief bij het BJO en andere bands van van Ruller).
Naast van Ruller zijn ook de solisten van het orkest in goeden doen. Niet met spetterende climaxen, maar met een sterke muzikaliteit met gevoel voor traditie. Dit spreekt eveneens uit de arrangementen (van o.a. bandleider Henk Meutgeert) waarvoor vaak een klassieke bigbandsound gekozen wordt. De instrumenten worden doorgaans in blokken gebruikt, zelden individueel. Hierdoor wordt het belang van kleurwerking wat naar de achtergrond verdrongen, hoewel er enkele opmerkelijke geluiden te horen zijn: de elektronisch vervormde trompet in 'The Secret Champ', de waaier van de trompetten in 'M.M.' of het begin van 'Amsterdam' waar verschillende unisono klanken op elkaar inhaken en de toon niet van hoogte, maar van kleur verandert. Wanneer in 'Vienna Night Express' gedempte trompetten gecombineerd worden met dwarsfluit komt de geest van Gill Evans even boven.
Doorgaans past de band en de muziek in het bekende bigbandkader, waarbij wel mag opgemerkt worden dat het orkest heel soepel en wendbaar klinkt. Zo wegen de orkestblokken in 'Here Comes the Sun' geen tonnen, maar lijken de muzikanten er vlotjes mee te spelen. Dit komt even later nog beter tot uiting wanneer de orkestbegeleiding onder de gitaarsolo nauwkeurig uitgewerkt wordt, iets wat doorgaans op deze plaat iets minder gebeurt. Dankzij de vanzelfsprekendheid waarmee het orkest speelt en de plooibaarheid van de sound, kan de band overtuigen in verschillende settings: van een wals over en ballad tot een (alles behalve goedkoop en gemakkelijk) funky gekleurd stuk als 'Circles'. Dat funky randje zit ook aan 'The Secret Champ', het sterkste stuk van de hele plaat: de basisriff en de springerige melodie erboven geven de muziek een speels karakter, waarbij de goed opgebouwde solo's van gitaar en de elektrisch vervormde trompet uitgeven op een aanstekelijk staaltje hedonistische bigbandjazz.
De muziek op 'Silk Rush' klinkt niet zo catchy als die van Bert Joris, niet zo verfijnd als bij Maria Schneider of heeft niet de kracht van Carla Bley, maar het Jazz Orchestra of the Concertgebouw weet een klassiek bigbandgeluid wel lekker licht te laten klinken. In combinatie met enkele knappe stukken zorgt dat voor een knap album.
Meer over Jazz Orchestra of the Concertgebouw
Verder bij Kwadratuur
Interessante links