Basklarinettist Jason Stein kan duidelijk rekenen op zijn ritmetandem. Bassist Jason Roebke en drummer Mike Pride weten hem steeds te geven wat hij nodig heeft. Dat deden ze zowel voor de freejazz van de vorige releases, maar ook voor het recentste album ‘Three Kinds of Happiness’. Nochtans laat Stein de muziek hier een aardig scherpe bocht nemen.
Meer dan tevoren vertrekt de muziek vanuit composities die met één en soms zelfs twee benen in de jazztraditie staan. ‘Cash, Couch, and Camper’ heeft Monkachtige stops, ‘More Gone Door Gone’ is een struinende blues en met ‘Little Bird’ passeert zelfs een schuifelende ballad. Toch wordt de muziek niet opgesloten in een rondje traditiehoppen. Nummers kunnen van gedaante veranderen en het is daarbij veelzeggend dat ook (en uitgerekend) in het trage ‘Little Bird’ het triospel mag ontwikkelen tot vrije polyfonie.
Het spel van Stein verschuift mee met het spelconcept van het trio. De speciale technieken van vroeger moeten hun centrale plaats afstaan aan een meer “klassiek”, soms zelfs ronduit zangerig geluid. Wanneer dit gepaard gaat met het spelen in het hogere of het middenregister klinkt Steins bas zelfs af en toe als een gewone klarinet.
In zijn meer melodische gedaante lijkt Stein wel een schilder die werkt met zachte penseelstreken. Toch blijft ook zijn klarinetspel uit het zuiver traditionele vaarwater. De frasering en het melodisch verloop van zijn improvisaties klinken opvallend ongewoon. Nooit zoekt hij een rechte lijn naar een climax of kiest hij voor een duidelijke thematische ontwikkeling. Stein lijkt – als een freejazzmuzikant die plots op akkoorden moet spelen – rond te dolen in een labyrint, waarbij grote verrassingen uitblijven, maar de muziek ook nooit voorspelbaar wordt.
Zo wordt ‘Three Kinds of Happiness’ een fraai stukje moderne kamerjazz, waarbij de risico’s in de details liggen. Het soms strakke samenspel of de genuanceerde timing laten geen vrijblijvendheid toe. Bovendien krijgt iedereen de nodige ruimte en is de balans tussen traditie en vrijheid subtiel, niet in het minst door de aanwezigheid van Roebke en Pride. Vooral deze laatste is, op een eerder bescheiden manier van verschillende markten thuis. De manier waarop hij met borstels even lichtvoetig soleert als Stein op basklarinet is fraai om horen. Dat geldt evenzeer voor de swing die Pride en Roebke in ‘Man or Ray’ losjes uit de pols lijken te schudden.
Het afsluitende ‘Miss Izzy’ staat vermeld als een bonus track, wat in dit geval eens geen onnodige typering is. Op deze live track (opgenomen in Krakow, een jaar voor de studio-opnames van de rest van de plaat) klinken Stein en zijn Locksmith Isidore trio meer free, waarbij Stein zelf op het randje van het overblazen zit en niet vies is van een beetje janken en brommen, zonder ook maar ergens baldadig te worden.
‘Three Kinds of Happiness’ is het meest toegankelijke dat Jason Stein tot nog toe heeft afgeleverd: een schijfje vol smakelijke muziek, maar dan wel voor fijnproevers. Als museummuziek of fastfoodjazz wil de muziek van de basklarinettist niet deugen. Het zal hem niet kwalijk genomen worden.