Componisten uit de vijftiende en zestiende eeuw waren niet zelden veel bereisde mannen en de carrière van Heinrich Isaac (ca. 1450-1517) illustreert dat internationale karakter van het Europese muziekleven goed. Hoewel hij in Italië bekend stond als ‘Arrigo il Tedesco’ kwam Isaac uit de lage landen, waarschijnlijk ergens uit Brabant, al zijn noch zijn geboortejaar, noch zijn geboorteplaats met zekerheid te achterhalen. Isaacs naam duikt op als een van de bekendste componisten uit zijn tijd (samen met Josquin Desprez). Hij stond namelijk in dienst van enkele van de grootste heersers uit de vijftiende eeuw: hij was componist van Lorenzo de Medici in Firenze en nadien van keizer Maximiliaan I van Habsburg. De verschillende plaatsen waar Isaac muziek schreef (Vlaanderen, dan Firenze en vervolgens Wenen, Innsbruck of Augsburg) worden dan ook apart behandeld op deze nieuwe, boeiende opname, een samenwerking tussen de Capilla Flamenca en het blazersensemble Oltremontano.
Zoals collega’s als Lassus of Desprez, produceerde Isaac polyfone zettingen van bekende liederen in de volkstaal. Zulke liederen waren algemeen bekend en circuleerden in talloze versies en deze cd opent dan ook met drie verschillende zettingen van ‘’t Meiske was Jonck’, een populaire chanson dat Isaac onder meer gebruikte als cantus firmus in een van zijn missen. Hetzelfde zou hij in Italië doen met de populaire dans ‘La Spagna’, die de basis vormt van de ‘Missa La Spagna’. De volledige missen worden niet gehoord maar wel aparte deeltjes eruit: een ‘Sanctus’ in het ene geval, een ‘Agnus Dei’ in het andere. Het herwerken van bestaande muziek was een courant gebruik in de renaissance en deze collectie bevat nog enkele knappe voorbeelden, zoals het lied ‘Tant Ara’ met zijn gedreven uitvoering door blokfluit en snaarinstrumenten of ‘La Morra’, dat twee uitvoeringen meekrijgt, een voor luit solo en eentje waarin de viola’s da gamba de muziek dragen. Een mooi voorbeeld van Isaacs Duitse liederen is het meewarige ‘Las Rauschen’, dankzij de zorgzame uitvoering die de instrumentalisten van de Capilla Flamenca eraan geven.
Er wordt voor een wisselende instrumentatie gekozen, waarbij een ensemble van blokfluit, luit en gamba voor de wereldse muziek afwisselt met een groep blazers (cornetto en sackbut) of a capella uitvoeringen voor de meer ernstige stukken. Karakterstukjes, als het ‘alla Battaglia’, een uitbeelding van een veldslag voor cornetto en trombones, illustreren hoe dicht wereldse muziek bij serieuze, religieuze muziek lag want ondanks het trotse, militaire karakter is ‘alla Battaglia’ ook een prachtvoorbeeld van intelligent opgebouwde meerstemmigheid. Over de hele opname hangt echter iets ingetogens. Zelfs de muziek die Isaac tijdens zijn verblijf in Firenze componeerde, krijgt van de uitvoerders niet de pracht en praal mee die men bijvoorbeeld in de Venetiaanse muziek van Willaert kan horen. Deze opname behoudt een zekere bescheidenheid, alsof dit muziek is voor privé-uitvoeringen en niet voor kathedraalconcerten.
Hoewel de meeste vocale muziek robuust meerstemmig is geschreven, bevat deze plaat enkele voorbeelden van meer eenvoudige liederen, waarvan het Florentijnse carnavalslied ‘Fammi una Gratia, Amore’ een goed voorbeeld is. Helemaal luchthartig is een quodlibet dat verschillende populaire Florentijnse liederen citeert, (‘Donna di Dentro / Dammene un Pocho / Fortuna d’un Gran Tempo’) en dat met levendig Italiaans gebabbel begint, vooraleer uit die vrolijke chaos zich een lied kristalliseert. Het is typerend in zijn uitvoering voor de geestdrift waarmee de zangers de muziek op deze cd behandelen.
Met zijn wisselende bezetting en combinatie van ernstige en wereldse muziek presenteert dit cd’tje een continu boeiend overzicht van Isaacs muziek. De loepzuivere uitvoering bij de zangers van de Capilla Flamenca, net als de verzorgde en expressieve begeleiding in de instrumenten zijn zaken die men vandaag de dag bij opnames uit dit repertoire mag verwachten, maar dat maakt het eindresultaat er niet minder om!