Nadat ze in 1966 een concert van Cecil Taylor had bijgewoond, wilde Irène Schweizer de piano naar verluidt opgeven. De Zwitserse pianiste was nog maar pas onder invloed gekomen van de revolutionaire free-beweging maar stond na dat concert plots weer met beide voeten op de grond: de nieuwe muzikale paden die zij wilde gaan bewandelen en ontdekken, daar was Taylor al lang gepasseerd en ze besefte dat ze daar niets meer aan kon toevoegen. Wilde ze met haar muziek nog enige rol van betekenis spelen, moest ze zich muzikaal heroriënteren en haar eigen route uitstippelen. Schweizer slaagde daar uiteindelijk ook in, want dankzij samenwerkingen met vooral Rüdiger Carl, Pierre Favre, Peter Kowald en Evan Parker vond ze een interessant evenwicht tussen de oudere jazzstijlen, experiment en vrije improvisatie, waardoor ze nu al enkele decennia bekend staat als de ongekroonde koningin van de Zwitserse avant-gardemuziek. Vorig jaar vierde ze haar zeventigste verjaardag met een solorecital in de spectaculaire Tonhalle in Zürich.

Het moet vreemd gevoeld hebben voor Irène Schweizer, zo helemaal alleen op een podium op maat van symfonische orkesten en koren, met een bomvolle en aandachtige zaal als kers op de taart. Wat een verschil met de omstandigheden waarin improviserende musici veelal moeten optreden. Niet te verwonderen dat de pianiste zich in haar sas voelde in de Tonhalle en dat het spelplezier van het album afstraalt. De taaie improvisatie, het zoeken en wroeten wordt op ‘To Whom It May Concern’ geweerd ten voordele van gebalde stukken en composities, aanstekelijke deuntjes en zelfs een zeldzame standard. Schweizer maakt tevens van de gelegenheid gebruik om eer te betonen aan musici die haar hebben geïnspireerd doorheen haar carrière. Zo is Thelonious Monk van de partij met ‘Four in One’ en schreef de Zwitserse zelf het mooi hotsende ‘Homage to Don Cherry’. Er passeren daarnaast ook stukken de revue van Jimmy Giuffre, Carla Bley en Dollar Brand (Abdullah Ibrahim), niet toevallig musici die de jazz op een of ander moment creatieve of nieuwe impulsen gaven.

In sommige stukken, zoals de titeltrack en ‘Scratching at the Tonhalle’ (een beter passende titel had ze niet kunnen verzinnen) moet de luisteraar wel door een taaie korst zien te raken maar in de meeste gevallen gutsen ritmes en melodieën in overvloed uit de piano. Het stuk dat Schweizer schreef voor Don Cherry is zelfs bijna pure boogie woogie en werkt zowaar op de benen. De figuurtjes en loopjes met de linkerhand zijn overigens een constante in de hele set. Schweizer kiest regelmatig voor echte grooves, waar ze dan op een opvallend jazzy, bluesy of lyrische manier overheen soleert, zoals in ‘Blue Foncé’ en Dollar Brands ‘Xaba’.

De meest vooruitstrevende muziek is dit dan ook zeker niet, maar over de kwaliteit die de zeventigjarige pianiste aflevert kan niet worden gediscussieerd. Intakt had overschot van gelijk om dit uitstekende verjaardagsconcert uit te brengen als 200ste release. Twee keer feest dus!

Meer over Iréne Schweizer


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.