Oude liefde roest niet. Zelfs niet in de wereld van jazz en improvisatie, waar duurzame engagementen eerder zeldzaam zijn. Pianiste Irène Schweizer en percussionist Pierre Favre speelden een kleine vijftig jaar geleden voor het eerst samen en doen dat op het recente 'Live in Zürich' voor een zoveelste keer over.
De samenwerking tussen Schweizer en Favre gaat terug tot midden jaren zestig van de vorige eeuw, toen beide musici op de loonlijst stonden van cimbaalfabrikant Paiste. Ze hadden op hun werkplek de mogelijkheid om dagelijks samen te spelen – er was een ruimte waarin naast veel drums en cimbalen ook een vleugelpiano stond - wat leidde tot de oprichting van het Pierre Favre Trio met Peter Kowald. De wegen van deze twee Zwitserse zwaargewichten van de improvisatiemuziek kruisten elkaar later nog geregeld, zowel in de studio alsook op concert- en festivalpodia. Zo speelde het duo in maart van 2013 enkele avonden op rij in de Rote Fabrik in Zürich en van deze concertreeks zijn de beste stukken op 'Live in Zürich' verzameld.
Schweizer (1941) en Favre (1937) behoren tot de eerste generatie Europese vrije improvisatoren, maar bouwden na hun gezamenlijke avonturen met onder meer Kowald en Evan Parker een heel verschillende carrière uit. Favre concentreerde zich een tijdlang uitsluitend op werk voor solo percussie, terwijl Schweizer zich engageerde in feministische all women ensembles zoals de FIG (Feminist Improvising Group) en Les Diaboliques met Joëlle Léandre en Maggie Nichols. Ze organiseerde ooit zelfs een jazzfestival waar alleen maar vrouwen optraden. Ondertussen is de tijd van experiment en radicalisering lang voorbij en klinkt de muziek van het Zwitserse duo als een reflectie op de geschiedenis van jazz en improvisatiemuziek. Het discours is in de loop der jaren ook wat zachter geworden.
Vrijheid staat echter nog steeds centraal in hun werk. Een stuk als 'Gemini Constellation' is een typische dwarsligger, het is muziek die weigert zich naar eender welke regel te conformeren dankzij grillige, golvende pianolijnen en percussie. Net zo open en vrij is 'Ice Green Blue', maar omdat hier sprake is van een brede ontwikkeling en uitwerking van de improvisatie is het stuk opmerkelijk toegankelijker. 'Broken Notes' spreekt dan weer aan omwille van het ritmische aspect, waaruit alweer blijkt dat een ritmische en metrische afbakening wonderen kan doen in het percipiëren van muziek. Een meer lyrische en melancholische toets levert het duo met 'Hüben Wie Drüben' (ook al te horen op Schweizers recente soloplaat 'To Whom It May Concern'). De pianiste weet hier een aparte sfeer te scheppen binnen een minimaal kader. Het stuk bestaat namelijk uit twee delen waarbij telkens maar één akkoord centraal straat. Met de rechterhand zorgt Schweizer voor een rijke, veelal dramatische aanvulling, aangevuurd door de pulserende drums van Favre.
Met 'Open Star Clusters' bewijst het duo dat het nog steeds in staat is om energetische en opzwepende improvisatiemuziek te maken. Het heerlijk rommelende geweld wordt evenwel meteen gecounterd door een zoete, ragtime-achtige bewerking van Irving Berlins 'All Alone', een standard zowaar. Vijftig jaar geleden had het waarschijnlijk niet gekund, maar nu malen ze er niet meer om en staan deze twee stukken broederlijk naast elkaar. Geef ze maar eens ongelijk.