Joachim Badenhorst boekte het afgelopen jaar een aanzienlijke vooruitgang. De deeltijds in New York wonende rietblazer stond vooralsnog geboekstaafd als aanstormend talent, maar heeft zich in 2011 met enkele interessante releases op gerenommeerde labels, een succesvolle collaboratie met Tony Malaby en een gesmaakte carte blanche tijdens het drukbezochte improvisatiefestival Follow the Sound in deSingel, van dat etiket losgewrikt. De trio-cd ‘Donkere Golven’, in samenwerking met trombonist Steve Swell en drummer/percussionst Ziv Ravitz, is het sluitende bewijs dat er vanaf nu rekening moet worden gehouden met de dertigjarige Antwerpenaar.
De kiem van deze Belgisch-Amerikaans-Israëlische samenwerking onder de naam International Trio, werd enkele jaren geleden gelegd. De elf tracks waarmee ‘Donkere Golven’ werd samengesteld dateren van twee sessies die in 2009 en 2010 plaatsvonden in Douglass Street Music Collective, een soort kunstenwerkplaats in Brooklyn, gerund door muzikanten. Het betreft hier trio-improvisaties, die weliswaar af en toe een gecomponeerd element bevatten, maar voor de rest weinig muzikale restricties kennen. Een opvallende rol is weggelegd voor Ziv Ravitz, die veel belang hecht aan een perfecte afstelling van zijn drumkit. Reeds in de openingsmaten wordt de luisteraar geconfronteerd met heel zuivere en vol klinkende mallet-slagen op de toms, in combinatie met een diepe basdrum en het zacht ruisen van de hi-hat. Ook in het toepasselijk getitelde ‘Tak Tak’ herinnert Ravitz (met de borstels deze keer) iedereen eraan dat zorgvuldig gestemde drumvellen resulteren in een prachtige, homogene klankrijkdom.
Badenhorst en Swell breiden het klankspectrum nog wat verder uit. In de titeltrack spiraliseert de Antwerpenaar zijn basklarinet met boven- en neventonen rond de geschraapte cimbaal van Ravitz en zorgt zo voor een transformerende drone, die na vier minuten wordt verrijkt met een circulair aangeblazen trombone. In het daaropvolgende ‘Qara’ gaat het trio op datzelfde elan door. Hijgende, zuigende, kreunende, reutelende en ritselende klanken zorgen voor een korte, geïmproviseerde geluidscollage met een mooie, dynamische spanningsboog. De improvisaties worden overigens nooit nodeloos gerekt - nergens wordt de grens van zeven minuten overschreden - wat ‘Donkere Golven’ beter verteerbaar maakt dan de meeste platen in het genre.
Maar dat maakt van deze plaat nog geen easy listening. Wel integendeel, dankzij de driftig tegen elkaar opkwetterende blazers is het vaak een nerveus gedoe. De dialogen tussen klarinet/sax en trombone zijn een kluwen van onvoorspelbare bochten waarin de creativiteit domineert en het siert Badenhorst en Swell dat ze daarbij nooit hervallen in een schreeuwerig dovemansgesprek. Ook hier is een pluim voor Ravitz overigens op zijn plaats. De Israëliër zorgt met zijn partijen niet alleen voor dynamische impulsen maar schildert en kleurt ook met zijn drums, en vormt zo een derde melodische stem in het geheel. Het trio oogst met deze formule veel bijval in hoogtepunten als ‘Monkey Talk’ en het eerder genoemde ‘Tak Tak’.
Ondanks dat de plaat uit afzonderlijke stukken bestaat en dat er tussen de twee opnamesessies een gat zit van een half jaar, voelt ‘Donkere Golven’ toch aan als een coherent geheel. De drie muzikanten laten geen brede waaier aan improvisatietechnieken horen maar zweren trouw aan de eigen esthetiek. Het resultaat is een plaat met karakter, die gelukkig veel meer creativiteit en inventiviteit bevat dan de wat lukraak gekozen groepsnaam laat vermoeden.