Uit Duitsland afkomstig, lang in Londen gewoond en nu verhuisd naar New York: de saxofoniste Ingrid Laubrock is niet meteen honkvast. Ook muzikaal niet, want wat ze met haar nieuwe groep Anti-House laat horen is muziek die zich in geen genre, stijl, school of concept laat vangen. De hoofdmoot mag dan (gemakshalve) jazz genoemd worden, de manier waarop compositie en improvisatie onherkenbaar door elkaar lopen, maakt van deze plaat een uitputtingslag voor de concentratie van de luisteraar. Die zal zich mogen inspannen om in de sfeer van de plaat te komen, maar de beloning kan tellen.
Anti-House is een kwartet dat voor enkele tracks door komst van pianiste Kris Davis wordt aangevuld tot een kwintet. Een echt kwartet en een echt kwintet, want de muziek van Anti-House is in de eerste plaats een groepsprestatie. De composities zijn meestal van Laubrock zelf en bestaan meestal uit verschillende delen die abstractasurrealistisch aan elkaar geregen worden. Toch klinkt de muziek heel organisch: dingen die niets met elkaar te maken hebben, lopen natuurlijk in elkaar over.
Eigenlijk klinken de eerder korte, vrij geïmproviseerde stukken nog het “normaalst”. In de andere tracks domineert een taal die nog het meest lijkt op een vrije versie van Schönbergs atonaliteit. Niet in het minst in de kubistische ballad ‘Tex & Clementine’ waarvoor het kwartet eerst in duo’s wordt gesplitst om daarna te evolueren naar drie canonische stemmen.
Op geen enkel moment is te voorspellen welke kant de muziek opgestuurd wordt. Quasi klassiek gecomponeerde passages worden plots de pas afgesneden door grooves, metrisch vrije zwevende stukken of hoekige versnellingen. Dan weer strompelt de muziek, is die gemillimeterd nauwkeurig of duiken er referenties aan rock en cartoonmuziek op.
Bepalend voor het geheel zijn, naast de stukken zelf, de immer flexibele Tom Rainey op drums en gitariste Mary Halvorson. Haar bizarre, verwrongen gitaarklanken doen de muziek schuiven als een draaitafel waarvan de stekker wordt uitgetrokken en terug ingestoken. Deze techniek mengt soms bijzonder goed met de andere muzikanten: de vrije drums en de vingervlugge bas van John Hébert (‘Oh Yes’) of de pianoclusters (‘Anti-House’).
Naast de openlijke complexiteit is er ook de bedrieglijke eenvoud: de drastische veranderingen van ‘Quick Draw’ worden afgerond met het gewoon terugkeren van het thema, alsof er niets aan de hand is. Het toepasselijk getitelde ‘Tom Can’t Sleep’ lijkt dan met een walking bass, prikakkoorden van Halvorson en een lead van Laubrock weer klassieke jazz. Alleen wil Rainey niet mee en wordt zijn vrij bewegend spel een streep door de traditionele rekening.
Zo krijgt elke track een eigen gedaante. Opmerkelijke verschijningen zijn ‘Funhouse Glockwork’, waar klokkenspel, piano, gitaar en bas klinken als op hol geslagen mechaniekjes die niet meer synchroon willen lopen. ‘Big Crunch’ klinkt dan weer minimalistisch, met bandleden die traag en geïsoleerd door elkaar kruipen. Dat de groep beslist om naar het einde nog verder uit te dunnen en niet (voorspelbaar) aan te zwellen, zegt veel over de attitude van deze band. Anti-House is een groep om heerlijk mee te verdwalen in haar eigen muziek, die op haar beurt een ramp is voor elke muzikale gps. En dat soort rampen kunnen er nooit genoeg zijn.