1977: een kleine vijf jaar van pure, wilde rock’n’roll-uitspattingen en de hulp van David Bowie ten spijt, hebben Iggy Pop en gitarist James Williamson volledig uitgezogen. Vlak voordat de stekker uit hun fabuleuze Stooges-periode wordt getrokken (een die 25 jaar later terug wordt ingeplugd), kruipt het tweetal in de studio om wat obscure, poppy songs op te nemen. Ondanks Iggy Pops protest wordt het door John Cale geproducete ‘Kill City’ toch uitgegeven, zij het via een zelf in elkaar geflanst platenlabeltje en op erg goedkoop en weinig duurzaam materiaal. Drieëndertig jaar na datum sprokkelt de opnieuw bij The Stooges spelende Williamson de resterende mastertapes opnieuw bij elkaar om ze door de met een Grammy beloonde producer Ed Cherney onder handen te laten nemen. Anno 2010 blijkt de plaat eindelijk zijn definitieve vorm te hebben gekregen.
Het is begrijpelijk dat Iggy Pop niet helemaal achter deze plaat stond (iets wat nu overigens veranderd is). Van enige ruige rock’n’rollspirit is totaal geen sprake. In ruil daarvoor ontstaan songs die de tijdsgeest van het eind van de jaren ’70 en vooral ook Bowies Berlijn-trilogie weerspiegelen en ondermeer de deur openzetten voor ‘zwarte’ invloeden. Een vleugje blues, wat jazz of psychedelica worden toegelaten in de erg toegankelijke, poppy songs. Wilde gitaarsolo’s ruimen in liedjes als ‘Beyond the Law’ of ‘Johanna’ plaats voor gierende en jankende saxofoonstoten. Daarnaast klinkt Pop ook niet monsterlijk maar erg nuchter en experimenteert hij met de diverse facetten van zijn stem – van warm tot grauw, van soulvol tot sober.
Het mooiste voorbeeld is allicht het enige nummer dat echt de geschiedenisboeken in ging: ‘I Got Nothin’’. “I see Young girls coming down the road / but you ain’t got any chance against the things I know”: geen “I wanna be your dog” of “Raw power” gedoe, maar erg oprechte en eenvoudige taal. Met een stevige riff die overgaat in glijdende ‘whoo whoo’ zang om een benevelde jaren ’70-sfeer op te roepen, Iggy’s zang met een lichte reverb om hem wat meer diepgang te geven en een melodieuze gitaarsolo die zich afzet tegen sfeervolle pianoakkoorden biedt ‘I Got Nothin’’ pure psychedelica.
In feite zijn alle tien de songs op dit album een leuke weerspiegeling van de diverse kunstjes van beide heren. Het is misschien wenkbrauwfronsen bij de dromerige instrumentale gitaarwandeling ‘Night Theme’ die meteen erna volledig herhaald wordt (‘reprise’) maar nog een achterstevoren gespeelde outro heeft. Gelukkig volgen op deze vreemde onderbreking weer enkele leuke songs, zoals akoestisch onderbouwde ballade ‘No Sense of Crime’.
Het is duidelijk dat Iggy Pop destijds ongelijk had deze opnamen af te wijzen. ‘Kill City’ blijkt een erg diverse plaat die rock door pop heeft laten verdrijven maar toch in een heerlijk psychedelische sfeer ronddoolt. Inmiddels blijkt dat dit perfect matcht bij het getemde podiumbeest.