Vijfentwintig jaar geleden gooide de klassiek opgeleide Ig Henneman haar muzikale leven om: ze besliste zich van dan af aan toe te leggen op het spelen van eigen composities met eigen bands. De weg die ze als uitvoerder en componiste in die kwarteeuw heeft afgelegd, is nu mooi in kaart gebracht in een cd-box met heruitgaven van enkele albums die eerder verschenen op haar eigen Wig label.
De box laat Henneman horen in verschillende gedaanten (kwintet, tentet, kwartet, trio en tenslotte ook in duo) in een zoektocht naar steeds meer geconcentreerde muziek door het gebruik van steeds kleinere bezettingen. Het is een zoektocht naar het evenwicht tussen compositie en improvisatie van een muzikante die zich niet gedraagt als een “blinde” soliste, maar die het best functioneert als teamspeelster.
Samen met de box verscheen ook een boek met foto’s en twee interviews die schrijver Mischa Andriessen en muzikante Anne La Berge afnamen van de altvioliste/componiste.
Het oudste album uit de box, ‘In Grassetto’, nam Henneman op met haar kwintet in 1990. In de opnames is het onderscheid tussen de gecomponeerde en geïmproviseerde delen duidelijk te horen, wat ze meteen herkenbaar maakt als “oudere” opnames. Ook de toonspraak klinkt voorzichtiger dan op latere albums. Henneman componeert in een tonaliteit die vertrouwd blijft klinken, maar hier en daar wat uitgerekt wordt, waardoor de muziek wat begin 20ste-eeuws aandoet. Ook de melodieën en ritmes zijn van herkenbare snit en zijn hier nog dominant.
Toch klinkt het album niet gedateerd. Daarvoor zijn composities en het samenspel te mooi gedoseerd. Het kwintet (met o.a. basklarinettist Hein Pijnenburg en bassist Wilbert de Joode) speelt heel afgemeten. Hier en daar krijgt de muziek een filmisch trekje, maar ze blijft wel steeds vrij van dramatiek. Hierdoor klinkt het ensemble overtuigend in verschillend gedaanten: van de akoestische funk van de titeltrack tot het impressionistisch aandoende ‘Himalaya’ waarin Henneman en Pijnenburg achter elkaar aan zitten als twee faunen.
In ‘Violaceo’ laat Henneman bovendien al goed horen hoe ze de altviool beheerst. Ze controleert perfect de schemerzones tussen krassen, zuivere tonen, etherische flageoletten en echte melodieën, iets wat haar spel in latere opnames nog meer zal kenmerken.
De wens om projecten te kunnen doen, brengt Henneman er enkele jaren na de oprichting van haar kwintet toe om ook grotere formaties op de been te brengen. Van haar tentet verschijnen drie albums, waarvan ‘Repeat That, Repeat’ uit 1995 het middelste is. Het repertoire is opgezet als een liedcyclus met songs (allemaal omtrent vogels) in zes verschillende talen, gezongen door Ilse van de Kasteelen. Het is meteen de meest “klassieke” plaat van Henneman in deze verzameling, niet in het minst door het overwicht van strijkers en houtblazers.
Door het gebruik van de stem en de verschillende talen ontstaan (on)gewilde (?) referenties naar klassieke componisten en technieken. Vocaal vallen vooral het gebruik van sprechgesang, de flarden opera (toevallig in het Italiaanse ‘Il Canto del Corvo’?) op, terwijl de cabareteske zangstijl en de bijbehorende hoemparitmiek in ‘La Paon’ echo’s van Kurt Weill oproepen. Andere referenties zijn te horen in het atonale weefsel van ‘Möwen’ (Alban Berg) terwijl het zwevende ‘La Colombe’ met de warme harmonie, de wat ongewone melodie en het gave geluid erg Frans aandoet.
Daarnaast is het bijzonder fraai om horen hoe Henneman de tekst van de muziek uitbeeldt. De vogelroepen zijn in meerdere composities te horen, maar in ‘Gierzwaluwen’ (op tekst van Guido Gezelle) gaat ze nog een stapje verder en is in de muziek het rond de kerktoren vliegen van de vogels terug te vinden. Ook deze vorm van tekstexpressie draagt bij tot de sterke verwantschap met de klassieke muziek die de hele plaat kenmerkt.
Na de omvangrijke bezetting van het tentet plooit Henneman zich wat meer terug naar kleinere samenspelvormen. In 1999 en 2002 verschijnen de eerste albums van haar strijkkwartet: platen waarop de traditie van de westerse klassieke muziek een duidelijke plaats krijgt door de typische samenspelvorm en de aanwezigheid van de muziek van de 14de eeuwse componist Francesco Landini. Deze laatste referentie vervalt op het in 2004 verschenen ‘Strepen’, maar de geest van de klassieke traditie blijft wel aanwezig.
Voor dit album wordt het kwartet met vaste waarde Wilbert de Joode op bas, Alex Waterman op cello en violist Oene van Geel (Zapp String Quartet) aangevuld met harpiste Godelieve Schrama. Het resultaat is een opvallend compacte en coherente muziek die vaak eerder harmonisch dan melodisch gedacht lijkt. De uitgesproken dissonanten versterken de band met de klassieke muziek, net als de doordachte composities, waarbij af en toe zelfs plaats is voor motivische verwerking. De intieme, verzonken sfeer van de muziek wordt echter nooit geschaad: daarvoor staan de sterke uitvoeringen van het kwartet/kwintet garant.
Op ‘Strepen’ komt Henneman dan ook vooral als componiste uit de verf. Er is in de kwartetstukken weliswaar plaats voor improvisatie, maar de klemtoon ligt op de geschreven partituren. Hoe sterk Hennemans compositorische kwaliteiten zijn, valt vooral op in ‘Tratti Per Arpa’, een stuk voor harp solo (een van de twee tracks uit de box waarop de altvioliste niet te horen is) dat moeiteloos overeind blijft.
Het album zit in twee versies in de box: als dvd en cd. Het laatste is een première, want voordien was ‘Strepen’ alleen ops dvd beschikbaar, waarbij de muziek gecombineerd werd met films van Carrie De Swaan en etsen en schilderijen van Ig Hennemans broer Jeroen. Bijzonder fraai is deze combinatie in de laatste muziekwerken die de achtergrond vormen waartegen de kijker-luisteraar het ontstaan van het arbeidsintensieve Jeroen Hennemans schilderij ‘Gevelwanden’ kan volgen.
Vanaf de cd’s met haar strijkkwartet neemt Henneman steeds op in kleiner wordende formaties. Eerst schuift ze van vier naar drie, een bezetting waarin ze voor het eerst in deze box met piano te horen is. Die rol wordt in het Queen Mab Trio ingevuld door Marilyn Lerner, terwijl Lori Freedman te horen is op (bas)klarinet. Net als de audioversie van ‘Strepen’ was de plaat ‘Galina U’ van het Queen Mab Trio nooit eerder in die vorm beschikbaar. Het album is immers een compilatie van nummers uit twee releases van het drietal, aangevuld met één exclusieve opname (‘Overtoom’), meteen het enige nieuwe stuk in de hele cd-doos.
De inbreng van de piano heeft gelukkig niet tot gevolg dat de muziek meer vastgepind geraakt. Integendeel: Henneman, Lerner en Freedman krijgen en nemen de kans om zich solistisch sterk te profileren, maar weten zich daarna naadloos terug te trekken in het geheel. Ook binnen het samenspel valt meteen op dat de individuele vrijheid van de muzikanten in dit trio veel groter is dan bij het strijkkwartet. Hierdoor ontstaat een gelaagd geluid dat ondanks de aanwezigheid van de piano soms minimalistisch tot zelfs leeg klinkt, waardoor de repetitieve elementen in de stukken extra opvallen.
Dat dit niet noodzakelijk hoeft te resulteren in louter introspectieve muziek, bewijzen stukken als de titeltrack (met dissonante, claxonachtige stoten) en ‘Three Strikes’ waarin Lerner zich van haar meest explosieve kant laat horen en de haar toebedeelde soleertijd vult met heftige, vrije erupties waar haar gespierde mannelijke collega’s een puntje aan kunnen zuigen.
De laatste plaat ‘Stof’, vormt een mooi eindpunt van de route die Henneman gedurende jaren en cd’s heeft afgelegd. Hier wordt haar muziek herleid tot de essentie. Met louter klarinettist Ab Baars als tegenspeler en een dominantie voor de (vrije) improvisatie laat dit album de altvioliste in haar meest sobere gedaante horen.
Henneman en Baars spelen hier opvallend terughoudend, alsof hun muzikale interactie te intiem is om zomeer te delen met het publiek. Toch geven ze zichzelf bloot en wel op een erg kwetsbare manier. Ze “verstoppen” zich daarbij niet achter voor de hand liggen de communicatie zoals het louter uitwisselen van thema’s, maar zoeken en vinden elkaar blind.
De duidelijke composities en klassieke referenties zijn in geen velden meer te bespeuren. In plaats daarvan komt een gedetailleerde geluid vol subtiele kleur- en toonhoogteverschuivingen waarbij de klank van de instrumenten en de manier waarop ze gebruikt worden een centrale grote rol krijgen. Gemakzuchtig kan dit omschreven worden als “experimenteel”, maar deze etikettering gaat voorbij aan de sereniteit, de vanzelfsprekendheid en de zeggingskracht waarmee het duo de minder gebruikte speeltechnieken hanteert.
Hier en daar is er nog een vleugje polyfonie of compositie te horen, of schemert er een Chinese opera door (vooral wanneer Baars naar de shakuhachi grijpt), maar doorgaans opteren de twee voor een delicaat geluid, breekbaar als een dunpapiertje, maar desondanks erg contrastrijk.
Dit herleiden tot de essentie is blijkbaar voor Henneman een pad dat ze verder wil bewandelen, want ook op haar recentste release (een trio-cd met Baars en pianist Misha Mengelberg – niet opgenomen in deze collectie) stuurt ze de muziek die richting uit. Verarmen doet de muziek er niet mee, wel integendeel. In de loop der jaren heeft Henneman haar muziek steeds verder uitgepuurd. Dat desondanks haar ouder werk na al die jaren nog steeds overeind blijft, onderstreept alleen maar de muzikale inhoud en integriteit van Ig Henneman.